
••mkoämeMmi uSiSSe
n
f*
238
aanwezig cii sleclits in eene geringe mate tot verrotting oyergegaan.
(Het was blijkbaar het lijk van een Javaan der lagere
klasse.)
Dat het koolzuur zieh in dit hol somwijlen hooger verheft
dan 2' boven den grond, is, hoewel zeer mogelijk, door niemand
bewezen geworden.
IX. Bouwvallen van' tempels {uit de Ujden der Brah-
7ninen op Java) op het hooggebergte van Di-eng. Van n". 1
tot 4 zijn de reeds beschreven tjandie Ardjoeno op het plateau
Di-eng. Zij zijn nog weinig vervallen.
N°. 5. Tjandie Werkoedoro of Bimo. Deze Staat, tusschen
nog niet geheel uitgeroeide bosschen, op den lagen vlakken bergrng,
welke, van den oostelijken voet des Panggonan af, zieh tongvormig
tusschen het zuidelijke eind van het plateau en de telaga
Ti'oes uitstrekt. Aan zijne vier hoeken is hij door vier kleine
tempeltjes omringd; twee dezer laatsten liggen reeds geheel en
al IQ puinhoopen. — De ingang des tempels is naar het oosten
gekeerd^ deze tempel behoort niet tot de grootste, maarongetwijfeld
tot de schoonste, en best bewaard geblevene, rijk met
versierselen beladen tempels van J ava; de vvijdloopigstebeschrijving
zou den lezer slechts eene zeer onvolkomen yoorstelling kunnen
geven van deszelfs pracht, welke door het eerwaardige kleed der
grijze oudheid heenschemert. Uit dien hoofde willen iyij tij
voorkeur eene afbeelding van denzelven geven. i)
Van n'^. 6 tot n°. IS. Tien kleine tempels op de beneden
helling van den Panggonan, tegen over de Ardjoeno tempels,
met poorten, welke naar het oosten zijn gekeerd (de ingangen
der tempels van Ardjoeno zijn aaii de westzijde); zij liggen
verscholen tusschen het geboomte ; de meesten zijn rpeds tot
puin vergaan en derzelver gehouwen steenen, met beeldhouwerk
versierd, hggen verstrooid in het rond.
N°. 16 en 17. Twee kleine, doch beter bewaard gebleven
tempels, welke nevens elkander staan, boven op den langen
oostelijken bergrug van Di-eng, digt boven den passangrahan.
' ) Zie de afbeelding van l)i-cng in den atlas, welke tot dit wevk behoort.
239
In boiiwtiailt en grootte komen zij met de tjandie Ardjoeno
overeen; de ingangen zijn naar het westen gekeerd, — derhalve
tegenover de vorigen.
N°. 18 en 19. Twee dergelijke tempels, doch eenigermate
meer vervallen, bevinden zieh, achter de kampong Di-eng, op
den vlakken bergrüg, welkö zieh aldaar in de noordelijkste
bogt van het plateau verheft.
20 en 21 zijn de reeds vroeger onder n°. 1 beschreven,
bijna geheel in puinhoopen verkeerde tempels, welke op den
7873' hoogen noord-noordwesthoek van den goenong Prahoe gelegen
zijh.
N°i 22j Naar de 'opgave van Th. Horsfieid,») bevindt zieh aan
de büitenste, d. i. aan de zuidelijkö helling van het Di-eng geborgte,
nämelijk van den goenong Srodjo en Wisma (door
Horsfield goenong Telaga jebong geheeten), een Aoor kunst gevormd6
tfap (vrislke door mij niet is bezocht geworden) uit
gehouwen steenen, ter breedte van 3', vervaarcligd, welke zoo
ver längs de helling van den berg benedenwaarts voert, dat
de läagste tfede 500' lager ligt dan debovenste, alwaar dezelve
met een regelmatig gevormd plat aanvangt.
Aan beide zijden loopt, längs den trap, een rand, ter lioögte
van ongeveer 1',- insgelijks bestaande uit teerlingvormige
lava-stukken, met beeldhouwwerk versierd; Horsfield zegt, dat
het bovenste plat (terras) nabij de spits van bet gebergte ligt,
derhalve waarschijnlijk op gelijke hoogte met het dorp Simpoengang,
6457',-aan den oever van het meer Tjebong, van waar
ilien uitgaan moet, om de büitenste berghelling te bereiken.
Het schijnt derhalve, dat, in die vroegere tijden, alhier — de
thans verlaten, door geen Europeaan bezoehte — hoöfclingahg
naar Di-eng gelegen was, wiens door kunst gevormde trappen
deö vrömen pelgrim ter bedevaart naar het binnenste heiligdom
uitnoodigden. Buitendien liggen op het 25lateau van Di-eng,
vooral in de noordelijke, n. oostelijke en oostelijke strekeh,
eeiie menigte teerlingvormige steenen, welke met gras en krüiden
' ) l^erhand. v. h. Batav. Goriootschap. t. VIII. bl. 284 en 285.
i I
:: i ¡1
.... J
i' i;;
i
ii I;
il
1 r