
.-¿•"iri .„.UV
!it |'i Ii
(op; dezelve is kaal, slechls met bosgras beclekt en verlengt
zieh aan beide zijdcn in eene kloof^ eene dezer kloven loopt
in eene meer regte rigting westwaarts längs de helling van den
borg benedenwaarts, terwijl de andere zieh eerst naar het
noordoosLen, vervolgens naar het noorden rigt en den eerstgenoemden
top omshngert, alvorens zij längs de noordwestelijke
helling afdaalt. Het bovenste gedeelte dezer kloof Scheidt den
eersten top van de zacht glooijende bergruggen, welke van
den tweeden top afdalen en M^elke men aan de overzijde, in
het oosten en in het oost ten zuiden, schijnbaar gelijk van hoogte
gewaar wordt. Alvorens deze bergruggen in de lager gelegen
hellingen overgaan, vormen zij effene plekken van geringen
oinvang, die, met het liefelijke groen der graszoden gekleurd,
tiisschen. zacht glooijende hoogten gelegen zijn, waarop zieh
schilderachtige groepen van Casuarina's verheffen. De kloof zelve
is met een digt woud bedekt; de bodem, welke zeersmal toeloopt
en steil längs den berg afdaalt, vormt eene spieet, welke
ten noordoosten van den eerstgenoemden top het diepst en tevens
het steilst schijnt te zijn. Verder benedenwaarts entspringt de
beek, welke voorbij Tarik loopt en welker geruisch wij des nachts
in het woud hadden gehoord; hier boven echter is de grond
der kloof nog zonder water en droög.
Ik haastte mij den tweeden top te beklimmen, alvorens de
immer hooger stijgende wölken mij het uitzigt van daar zouden
beletten. Maar de wölken begonnen zieh reeds zamen te pakken
en vormden kleine, zieh aan elkander schakelende eilanden van
eene witte kleur, welke in de lagere zonen van den dampkring
zweefden. De berghelling kon men echter nog duidelijk overzien.
De ruggen, welke aan de noord-en aan de noordwestzijde van
den berg afdalen, zijn minder regelmatig met elkander verbondcn
en niet zoo evenwijdig in de lengte uitgestrekt als bij
andere bergen wordt opgemerkt. Beneden de woudgrens loopen
zij met elkander te zamen en verheffen zij zieh in een aantal
toppen, welke een waar doolhof vormen.
Het was 11 ure toen ik op den tweeden top 6, Figuur 5,
tiankwam, aan welks steile hellingen vele afgcbrokene rotswandeu
44B
in den vorm van terrasseu uitsteken, vo¿rnamelijk aandenoordoostehjke
en aan de zuidelijke hellingen, alwaar zij onbeklimbare
en b.jna loodregte wanden vormen. Deze top is nog smaller dan
de vorige, maar hij heeft, in de rigting van het noorden naar
het zmden, een langer gerekten vorm; voornamelijk is dezelve
begroeid met dwergboomen der Thibaudia vulgaris. In de schaduw
der struikgewassen vond ik voor het eerst eene kleine Orchidea
(Thelymitra angustifolia R. Er.), die indeaarde groeit en welker
rozenroode bloemen den droogen bodem versieren. Later trofik
dezelve insgelijks op de andere toppen van den Lawoe in grooten
getale aan. Ook op dezen top waren sporen van menschel.jk
verkeer zigtbaar; het grootste gedeelte van deszelfs geringe oppervlakte
was in louter vierkante ruimten herschapen, welker
randen uit op elkander gehoopte ruwe, onbewerkte steenen
waren zamengesteld. Er lagen wijders op den top een paar rotsblokken,
met ronde uitgehouwen holen, Avaarin regenwater was
te zamen geloopen.
Nogmaals bemerkte ,k, dat het hoogste punt van den Lawoe
door mij nog met was bereikt geworden, daar ik aan de overzijde
van eene wijde, diepe, doch zeer zacht hellende, boogsgewijs
gevormde tusschenruimte een derden, nog- hoogeren top
waarnam, op welks spits ik" tot mijne verwondering een huisje
zag staan. Deze derde top lag in het zuid-zuidoosten, zoodat
wanneer men eene lijn van het noord-noordwesten naar het zuidzuidoosten
trekt, de drie toppen in deze rigting achter elkander
gelegen zijn. De derde top verlengt zieh in de rigting
van het westen in een minder hoogen bergrug, welks rand nu eens
daalt, dan weder in kleine spitsen oprijst; hij heeft een kaier
meer wmterachtig voorkomen. Geene Casuarina's komen hier
meer voor. De hellingen vaa dezen bergrug zijn met steenbrokken
bedekt en slechts met laag kreupelhout begroeid. De bleeke
kleur van het Gnaphalium en van het in bossen groeijende gras
bedekt dezelven, met uitzondering van eenige steenachtige plekken,
die geheel en al van plantengroei verstoken zijn.
Na gedane barometer waarnemingen, koos ik de oosfelijke
iielhng van den tweeden lop om af te kommen. Naar "het
iiiiM
, i !
Ii . r, (
ihil'- -"
H , I
I Ii / .
ä., I
"IiS lf" Ii"
i !