
i
80
ter sclieen te zijn geworden. Verscheidene groole rolsblokken
waren voor een gedeelte afgescheurd en dreigden ieder oogenblik
naar beneden te vallen.
Den des morgens vroeg had men te Tjanjor, ja zelfs
te Batavia verduistering van een gedeelte des hemels waargenomen
en op de eerstgenoemde plaats het geluid van de uitbarsting
(evenwel dof) gehoord; (volgens een berigt van den-
Resident).
1828. 15 Mei en 8 Julij. (Tr).
1829. In dit jaar zouden door eene uitbarsting van den
Goentoer verscheidene dorpen vervvoest en daarbij vele menschen
omgekomen zijn. i)
1852. 19 Jannarij en 8—13 Augustus. (Tr). — 1833, 1
September. (Tr). — 1834, December. (Tr).
1840. Den Mei-') des morgens ten 2^2 ure, ontwikkelde
zieh plotsehng eene vuur- en rookkolom uit den krater, (nadat
de berg reeds den vorigen dag sterker dan gewoonhjk gerookt
had); de gloeijende lava stroomde aan alle kanten van zijnen
rand af en veranderde den berg tot op de helft zijner hoogte
in eene vuurmassa. Na 4 uren tijds (namelijk om 6'/^ uur)
werd dit verschijnsel in zoo verre gewijzigd, dat nu, onder
donderend geluid en vergezeld van opstijgende vuurstralen,
Zand en rapilli uitgeworpen werden, die 2 uren lang in alle
rigtingen van den berg nedervielen en te Trogon aan den voet
des bergs de grootte van een paar vuisten hadden, te Garroet
echter, dat verder dan Trogon vervdjderd hgt, slechts
die van een hoenderei bereiktens). Deze steem-egen en het gekraak
op den berg hidden ten 9 ure op; de zandre^m. evenwel
hield nog 9 uren lang (tot den avond toe) aan en verkeerde
den dag in de duisterste nacht, zoodat men hcht in de huizen
branden en fakliels op de Straten aansteken moest.
Te Trogon was de bodem twee duim hoog met zand bedekt,
') Volgens eene opgave in het Tijdsohrift De Oosterling, 4. Pag. 395.
•-) Zie do Batav. Cour, van 1840, ÎSTo. 47. (van den 10 Jnnij).
Zoo Inidt woordelijk het berigt.
Öl
hetwelk op den 2S""'" des avonds door eenen hevigen regen
gedeeltelijk weder weggespoeld werd.
De heer contrôleur A. J. P. A. D. Bosch te Garoet heeft mij
omtrent deze uitbarsting het volgende medegedeeld.
Vooreerst merkt hij op, dat men gewoonlijk twee of drie
dagen voor elke uitbarsting den krater meer of minder ziet
branden en dat dit branden des avonds uit Garoet gezien, veel
overeenkomst heeft met «een klein steenkolenvuur.» (Deze opmerking,
waarvan dejuistheid door mij niet betwijfeld wordt,
is belangrijk en zou eenigzins voor het gevoelen pleiten, dat de
meeste uitbarstingen langzamerhand voorbereid worden. Of
dit vuur evenwel eene vlam is, of slechts de weerkaatsing van
gloeijende massa's in den grond des kraters, is nog twijfelachtig,
evenwel zou ik meer geneigd zijn het laatste gevoelen aan te
nemen, ten gevolge van hetgeen ik bij den Lemongan waargenomen
heb).
De uitbarsting kondigde zieh des morgens ten 3 ure door
eene plotselinge ontploffing aan; deinwoners van Garoet, daardoor
uit den slaap gewekt, snelden uit hunne woningen en zagen eene
verbazend groote rookwolk uit den krater opstijgen, terwijl,
onder een ooryerdoovend gekraak en gedonder, naar alle rigtingen
steenen uitgeworpen werden, hetwelk tot S ure toe steeds
in hevigheid toenam. De geheele berg van den kraterrand af
tot op de helft zijner hoogte, geleek eene enkele roodachtiggloeijende
massa, (zonder twijfel door de àmzenàeagloeijende
steenbrokken en rapilli, die, uit den krater in de hoogte geworpen,
bij het nedervallen de afhelling des bergs als met
eene vurige korst bedekten en die ook aan de nietbedekte deelen
des bergs, door de uitstraling van licht, dat gelijkmatige vurige
aanzien gaven); m deze algemeene donkerroode gloed onderscheidde
men afgezonderde wii-gloeijende stroomen, die uit
den krater met kracht neerbruisten en die wegens hunne duidelijk
zigtbare stroomende beweging uit gloeijenden «modder))
(gloeijend zand en kleine steenbrokken) schenen te bestaan,
terwijl de kratermond, aan zijn wit helder licht te onderscheiden,
het best te vergelijken was met eenen «kokenden
6