
ß«
zieh Yooral aan den voet van slcenblokken of onder boglig
üvcrhangende rotsen, waar de dampen uitkomen, gevormd
heeft en los (luchtig) opeengehoopte dikke massa's daarstelt,
die uit lange, zilverglanzige, asbest-achtige naalden bestaan. De
vorming daarvan schijnt zieh steeds te vernieuwen en door
het zwavelig zuur der dampen te ontstaan, die de traehietrotsen
ontbindt en zieh met de aluinaarde, waaruit ze gedeeltelijk zarnengesteld
zijn, vereenigt. Het water van eene Ideine beek, die uit
de solfatara stroomt en tussehen verbleekte, aan de oppervlakte
vergane steenmassa's in het woud neervloeit, is met vrij zwavelzuur
bezwangerd en ondrinkbaar. De solfatara van den Waijang
werd in 1839 't eerst ontdekt; van haar ontstaan en hare geschiedenis
is niets bekend. In Oetober 1839 werd dezelve door
mij bezocht.
In het voorgaande is de Waijang sleehts kort behandeld; hier
volgen nog eenige latere aanteekeniiigen.
De sollätara ligt aan de binnenste (of westelijke) afhelling
van de bergketen, die het s e h o o n e plateau Pengalengang aan de
oostzijde begrenst. De talrijke opmerkenswaardige, physische en
meteorologische verhoudingen van dit plateau kunnen eerst in de
algemeene beschrijving van Java uitvoerig behandeld worden.
Toen ik liet in 1839 voor de eerstemaal bezocht, was het
met maagdelijke bosschen bedekt, die alles overschaduwden;
tegenwoordig (in het laatst van 1846) is eene oppervlakte van
3 palen in middellijn daarvan neergeveld en nemen 1700000 >)
piramidenvormige koffijboomen van gemiddeld 10 voet (de grootere
IS tot 18') hoogte de plaats daarvan in. Hun donkergroen
glänzend loof maakt eene sehoone tegenstelling met de ligt groene
bladeren van de bijna tweemaal zoo hooge Dadap-boomen (Erythrina
indica), die hen overschaduwen, terwijl deze wederom
sterk uitkomen tegen de gemiddeld 100' hooge bosschen, aan
wier rand zij staan en waarbij zij sleehts kreupelhout gelijken.
De ligging en het profiel van de oostelijke grensketen van
') 17 Keti. (Een Keti is 10 Laksa, en een Laksa 10000 stuks.)
(ìit
dit plateau zijn in de hierbij gevoegde lìguren a, b, c aangewezen.
De Gamboeng in het 0. 10° ten N., — en de solfatara
m het 0. 22° teu Z. gezien.
Er is geene andere solfatara op Java, die zoo gemakkelijk
bezocht kan worden, dan deze.
Van de 4400' hooge Passangrahan Penggalengang komt men
0. Z. oostwaarts 3 palen ver bij de koffijschuur Pondok Tjipaimeressan,
waar eenige woonhuizen staan en waar 4725'hoog,
aan den voet van den Waijang de koffijtuinen eindigen. Hier
vangen de (scherpbegrensde) wouden aan en van hier kan men
. te paard in i^k uur in de Kawa komen, wier diepste noordelijke
streek 5870 voet hoog ligt. In een half uur bekhmt men
van daar den hoogsten top ( 1 en X 6775 voet hoog), welke
behalve een leerzaam uitzigt naar het N. en W., tevens gelegenheid
aanbiedt eenen blik te werpen in den diepen dalketel
ten oosten, waar tusschen nimmer bezochte aloude bosschen
de oorsprong van de Tjitaroem ligt.
De betrekkelijke hoogte der plaatsen op het hierbij gevoegde
profiel is de volgendo :
Het plateau van Bandong ligt 2160' boven zee, het plateau
van Penggalengang 2240' boven Bandong en heeft beek-voren,
die in het middelste gedeelte 50 tot 100 voet en in de lagere
streken tot 280 voet diep zijn, — Pondok Panneressan 325' boven
Penggalengang, — de solfatara 1470' boven Penggalengang,
de Waijangtop 905' boven de solfatara, 2375'boven Penggalengang
en 6775' boven zee.
Vergelijkt men de solfatara van den Waijang met andere
op Java, zoo zai men moeten erkennen, dat zij de merkwaardigste
van alien is.
Wamieer men uit het digste der bosschen komt, bestaande,
behalve eene Castanea, uit vier verschillende soorten van eiA^ew
(Passan tipi, balong, hiries en soesoe) en Podocarpus soorten
(Kimerak), benevens eene Astronia, uit Memecylon-Fagreeasoorten,
uit Schima Noronhae R. (Puspa) e. a., welke met
kussens van mos begroeid zijn, waar tusschen, dikwijls 50 tot
100 voci boven den grond, de vuurroode liloemen van parafi'
;