
• .ir
r
iti
i !'
j ..
' .il
254
vliet van daar in cene regtlijnige rigting tegen den voet van
den Kendil, welke de vlakte aan het zuidelijke einde begrenst.
Nnvormt zij in haren loop een regten, zelfs scherpen hoek naar
het westen en verliest zieh in de telaga Troes, nadat zij de
solfatara beneden de tjandie Werkoedoro gelegen, heeft doorstroomd.
Daar ter plaatse is haar vai zeer sterk, terwijl zij
ruischend in de solfatara nederstort.
üithoofde het water dezer beek in den regentijd zeer troebel
is en door zijnen snellen loop, längs de helling van den Prahoe,
veel boschaarde heeft medegevoerd, en de beek aan het einde
van het plateau, door hare plotselijke wending, •— welke in
de rigting eens regthoeks loopt om de vooruitstekende tong van
het geborgte, waaropde tjandie Werkoedoro gelegen is, — in
hare vaart wordt gestuit, zoo is het waarschijnlijk, dat zij langzamerhand
eene groote massa modder op het benedenste zuidoostelijke
gedeelte van het plateau uitgestort, den bodem van
hetzelve daardoor verhoogd en de hooger gelegen gedeelten van
het plateau, in de nabijheid der tempels, moerassig gemaakt
heeft. Het kokende water der solfatara, beneden de tjandie
Werkoedoro gelegen, hetwelk uit den papachtig doorweekten,
scliier grondeloozen bodem der telaga Troes opwelt, heeft misschien
eenigermate tot de ophooging van dit terrein en tot de
vertraging van den afloop des waters der kah Toelis bijgedragen
— en uit deze omstandigheden zou ik geneigd zijn tot het
gevoelen over te hellen: dat de bodem, tijdens de tempel Ardjoeno
daarop werd gebouwd,^ droog was.
BIJVOEGSELS TOT DEN DI-ENG,
NAAK DE RESULTATEN VERKREGEN DOOR EEN tilEÜW OPONTHOUD IN HAT
GEBERGTE, IN OcTOBER EN NoVEMRER, 1845.
I. Bijvoegsol iot de geschiedenis der uilbarstinyen.
Behalve de uitbarsting van 1786, door Horsfield vermeld, is
nog eene andere ter mijner kennis gekomen.
255
d826. Van October dd tot d3 had eene bijna gelijktijdige uitbarsting
plaats uit den eruptie-kegel Pakkoeodjo, in Di-eng, en uit
den g. Keloet, in Oostelijk-Java, welke laatste 2°,15' oostelijker
gt. (Yolgens sehriftelijke mededeelingen eens ooggetuige, van
den Generaal van der Wijck^ vergel. Jav. Cour, van den IS''"" en
October, 1826, n°. 42 en 43.) — Deze uitbarstingen gingen
gepaard met hevige aardbevingen, welke zieh door geheel Midden
en Oostelijk-Java deden gevoelen, terwijl een aschregen,
uit beide vulkanen, duisternis verspreidde over bijna alle residentien
der oostelijke helft van Java.
Op den 9'''=" October, des middags, tusschen 2 en 3 ure,
werden te Joegia-karta reeds verwijderde ontploffingen vernomen.
(v. d. W.)
Op den October werden hevige ontploiTingen, met aardbevingen
vergezeld, tePekalongan gehoord, die twee uren duurden.
Eene uitbarsting had uit den Pakkoeodjo" plaats 5 hierop
volgde een regen van asch, welke eene ligtgrijze kleur bezat, zieh
waarschijnlijk over gansch Midden-Java heeft uitgestrekt, en
te Joegia-karta reeds den 11''™ begon, — den 12''"' en 13'''"'
(gelijk mede te Solo) sterk aanhield, — den 14'''=''verminderde,
doch eerst den 15'''"' geheel ophield. (J. C. en v. d. W.)
Op den 13''<"' October, des voormiddags tusschen 9 en 10 ure,
vernam men te Joegia-karta nieuwe ontploffingen, welke met
aardbevingen vergezeld gingen, en door geheel Oostelijk-Java,
tot zelfs aan den versten oostelijken uithoek der kust, te Banjoewangie
(waar men meende, dat het eene kanonnade was) gehoord
en gevoeld werden. Er had eene uitbarsting uit den goenong
Keloet plaats; hij braakte een aschregen uit over geheel
Oostelijk-Java, Kedirie, Soerabaya, Besoekie, terwijl de lucht
in Midden-Java nog door de uitwerpselen van den Pakkoeodjo
vßrduisterd was. (v. d. W.)
Op den 24^'"' October werden te Joegia-karta wederom twee
tamelijk hevige aardbevingen vernomen, die in de rigting van
het zuiden naar het noorden liepen en een paar sekonden aanhielden.
(v. d. W.)
Het l>erigt dezer uitbarsting van een gebergte, waarin ik zoo
i f
«
i f
, + M li t
i -
i t,
i I
i'l
i
tl
t l
tl
il
.1
s ]
4-
H
1 .8
1;