
»J
174
rigcr tu worden behandele!. Wat vooral oiize aandacht verdient is :
1°. Eenc steensoort van aanmerkelijke dikte die men nog
eigenlijk conglomeraat noch hreksie kan noemen, te zamengesteld
uit heterogene, maar onafscheidbaar verbonden stukken
steen van 1 tot 5' in diameter : deze zijn aaneengesmolten en
moeten als een oude lavastroom worden beschouwd. Het blijkt dat
deze geheele massa zieh eens in eenengloeijend-vloeibaren Staat bevond,
maar dat de warmtegraad niet voldoende was om de verschillende
steenklompen tot eene homogene massa te zamen tesmelten;
slechts de oppervlakten smolten aaneen. Men kan zoowel aan
kleur als zamenstel deze steenen zeer duidelijk van elliander
onderscheiden, en daar waar zij in stroombeddingen bloot liggen
of door watervallen glad gespoeld zijn vertoonen zij het heerlijkste
mosa'ik. Dit ziet men het best aan de 0. Z. 0. zijde des bergs
op eene hoogte van 1050' 0. waarts en nabij het dorp Seraijoe,
alwaar de kali Sosso een' dubbelen waterval vormt, zieh in eenen
ketelvormigen afgrond stört en zöo een diep bekken heeft uitgegraven
dat van boven door een digt en donker woud omringd is.
De wanden en de bedding van dit bekken bestaan uit gemeide
steensoort. De meeste blokken moeten tot de porphiersoorten
worden gerekend en hebben veldspath tot grondmassa; sommigen
zijn witachtig graauw met zeer kleine kristallen, die zieh als
fijne splinters voordoen en naauwelijks met het bloote oog kunnen
worden onderscheiden, — anderen weder zijn even zoo zamengesteld,
maar blaau wach tig graauw van kleur, — nog anderen
vertoonen eene roodachtige grondmassa, groote kristallen van
glasachtig veldspath inhoudende, •— eenigen zijn grofkorrelig
en bevatten veel hornblende in eene donkergraauwe grondmassa
waarin ook duidelijk veldspath-kristallen te herkennen zijn, —
in sommigen ziet men glimmerblaadjes, — eindelijk zijn er
ook die homogener en digter van aard zijn, zwartachtig van
kleur en naar basalt zweemende, — of wel geheel en al uit
cnveranderden trachiet, het hoofdbestanddeel van het geheele
gebergte, gevormd.
Alle deze veelsoortige blokken gaan slechts daar waar zij tc
zamen gesmollen zijn (want zij zijn door geene vreemde stuf
n.'i
te zamen verbonden) aan hunne randen in elkandei' over en vormen
eenen veelkleurigen, gemarmerden of gevlekten rotswand.
2°. Boven deze steensoort en hooger op in het gebergte vindl
men eenen lavastroom van lateren oorsprong : deze ligt vooral aan
de 0. zijde dikwijls bloot, is bijna geheel verslakt, bruin-zwarI
van kleur, meer bazaltachtig en voi groote luchtbellen, aan wiei'
binnenzijden men vaak kleine zwavel en salmiak-kristallen opmerkt.
Deze lava ligt deels in brokken verspreid, deels vormt
zij te zamen hangende stroomen wier oppervlakte niet zelden
golvend-hobbelig is en dan door boogvormige strooken en
groeven zieh onderscheidt, welker bolle zijde steeds naar onderen
(waarheen de lava vloeide) gekeerd is, waardoor de geheele
oppervlakte een golvend terrasvormig voorkomen krijgt. —
Overigens is het opmerkenswaardig dat de onder n°. 1 en 2
beschreven steensoorten juist zoo in Oost-Java hij den Ringgit
weder voorkomen.
3°. Op den weg, die 02^ de O. Z. 0. zijde des bergs vaii
Seraijoe (1050 ) naar Priatin (4000 ) leidt, komt men door verscheidene
ondiepe rivierbeddingen die, behalve na gevallen regen,
geheel droog zijn en eenen naakten zeer harden rotsgrond tot
bedding hebben. Van beneden naar boven gerekend zijn het
de beddingen der kali Ramboet, Ridjosso en Toembekor: de
eerste werpt zieh in de kali Aroes, de twee laatsten in de k. Sosso.
Overal eiders is de grond met eene ongeveer 3' dikke laag humus
bedekt, maar hier in deze beddingen ligt de lava geheel bloot
en glad gespoeld, en slechts in de holligheden des bodems staat
nogAvater, hetgeendan eene koffijkleur aanneemt. Deze lava is te
zamenhangend, compact, homogeen, licht-graauw van kleur, zeeihard,
hier en daar door gedurige uitspoeling hobbelig, met verhevenheden
engaten, somsdigt, soms voi groote en kleine luchtbellen.
Daar men, in weerwil van de vochtigheid der oorspronkelijke
wouden die hier alles overschaduwen, toch rondoni den geheelen
berg de meeste, zoo niet alle stroombeddingen boven de 2000' '
droog ziet, zoo is het duidelijk dat al het water door de holligheden
of luchtbellen die in de lava zijn, lieen zijpelt en längs
onderaardsche wegen naar den voet des bergs vioeil. Niet omdai
: f
• ;