
S i i M
I H
E i
iv
Vi-r
itli
128
die daii als eeii alles verwoestende regen weder naar beiiedeii
vielen en ook de rneer verwijderde aanplantingen en
bossclien, die nog eenigzins verschoond waren gebleven, verwoestten.
Te vijf ure was echter alles gedaan.
Talrijke dorpen met al hunne bewoners, die zieh drie uren
te voren nog in den kring der hunnen zorgeloos aan de rust
hadden overgegeven, of hunne kinderen hadden gewiegd, lagen
nn begraven onder vulkanischen modder en steenbrokken, zoodat
nien zelfs geen spoor meer van de dorpen terugvond, en het
terrein Z. oostelijk van den berg 40 tot öO voet door de uitgebraakte
massa's van den krater was opgehoogd.
Als afgemat van hare inspanningen verzonk de natnur tegen
vijf ure in rust; het werd doodstil, de hemel werd helder en
de avondstralen van dezelfde zon, die des miduags de gansche
pracht der tropische vegetatie, — die gelnk en weelde had
besehenen, schoten thans, als spottend, neder op een tooneel
van verwoesting, waaruit al het groen verdwenen was, — op mijlen
ver uitgestrekte donker-graauwe velden van modder en lava,
als op slagvelden, bezaaid met gebroken boomstammen en met
lijken van menschen en dieren, die deels verminkt en verbrand
uit den modder uitstaken, deels in de onstuimige vloeden der
rivieren Tjiwoelan on Tjitandoi naar zee dreven.
Ditzelfde terrein, — dit —- werd nu door de schoonste
avondschemering verlieht!
Merkwaardig was het bij deze uitbarsting, dat eenige dorpen,
digt aan den voet van den berg gelegen, aan de verwoesting
ontkwamen, terwijl andere, tien Eng. mijlen verder verwijderd,
onder den modder begraven werden. Gedeeltelijk zou dit wel
aan huime hoogere ligging zijn toe te schrijven, wanneer ze
namelijk door dalen omgeven waren, waarin de modder een'geschiliteren
uitweg vond, maar vooral (en aan deze oorzaak meenen
de dorpeliiigen zelven hunne redding te danken te hebben) dewijl
de modder met eene ontzettende kracht uit den krater geslingerd,
ver boven de dorpen heen vloog, om eerst op grooten
afstand weder neei' te vallen. Dat deze kracht niet gering kan
129
geweest zijn, blijkt onder anderen uit de sterkte van het geluid
en het donderend gebrul, waarvan zij vergezeld ging, een geraas
dat men, luidensingekomen officieele berigten, door gansch Java,
van straat Sunda af tot aan den oostelijken uithoek van het
eiland gehoord heeft.
Maar nog had de vulkaan zijne woede niet geheel uitgeput,
nog was de kamp der elementen niet geeindigd, en eene tweede
uitbarsting, nog verwoestender in hare uitwerking dan de eerste,
en vreesselijker daar zij in den donkeren nacht plaats greep,
ontstond vier dagen later, den October, en dreigde het
verschrikte land met eene algeheele vernietiging.
Ten Zeven ure des avonds begon de Galoenggoeng, onder
hevige aardbevingen even als de vorige maal, weder te brüllen
en ontzettende massa's heeten modder en heet water uit te
braken. Verre in den omtrek weergalmde, den ganschen nacht
door, het donderen en bruisen van het nederstortende water,
dat alles, wat bij de vorige uitbarsting onbeschadigd was gebleven,
met zijne vloeden overstroomde en het reeds opgehoopte
terrein nog meer verhoogde.
In hunnen angst vloden de Javanen, die zieh plotseling van
alle zijden door water als door eene onstuimige, woedende zee
omgeven zagen, zonder eenen uitweg te kunnen vinden, op
zekere kleine heuvels, die zieh in de nabijheid hunner dorpen
van zestig tot honderd voet hoog verhieven, waarop zieh onder
geurige Cambodja-boomen i) de goed onderhouden graven hunner
vaderen en voorvaderen bevonden. Däär meenden zedendood
in de golven te ontkomen, zonder te bedenken, dat de heuvels
waarop zij stonden, eveneens vulkanische uitwerpselen waren,
misschien wel opgehoogd op de graven van een nog vroeger
geslacht.
AI vreesselijker naderden de kookend heete moddermassa's,
luid krakend ploften de rotsklompen en boomstammen, die ze
in hunnen stroom medevoerden, tegen de helling der heuvels, —
al hooger rezen de golven, —a l enger werd deruimte, waarop
") riinneria obtiisa.
i r ' i
4 :
s i
l !