
* J
!
m
4 e
ßKn ¥
k ;
il
T
f k
- * 1
<1
172
(lezcr kcteii besUial, zoo als wij recds aanmerklcn, uit van ecn
gcrelcn gcdeelteii der neptunische formatie, die zieh voordoen
als gelegen op en eeumaal opgeheven door de vulkanisehe steensoort.
D(;rgelijke brokstulcken van neptunisch gebergte zijn de
G. Plana, Poelosarie, Labet, op wiens kruin het heilige grafligt
van den Panggerang Wallie Djambo Karang (distrikt Djehdjana).
Zij vornien schotsen aan de zuidzijde der keten die duizende
voeten hoog en van onderen zeer breed zijn, dan worden zij
smaller, verheilen zieh steiler en eindigen steil-afgeknot naar
de vulkanische nok; — dergelijke schotsen liggen in eene lange
rij achter elkander van het W. naar het 0. en geven aan de
zuidlvant van het gebergte een zeer karakteristiek gekarteld
voorkomen. Tot digt aan den voet dezer keten strekken zieh
de vlakke landen van het regentschap Poerbolingo uit, datzuidwaarts
terrasgewijze vlakten vormt die voornamelijk met sawa's
bedekt zijn, al lager en lager afdaalt en eindelijk in het rivierdal
van de Seraijoe overgaat.
Als men van de hoofdplaats van het regentschap Poerbolingo,
dat ten Z. 0. van den Slamat ligt, westvi'aarts gaat, zoo ziet
men het neptunische land of tertiairgebergte weldra in denlavagrond
des vulkaans overgaan : want deze laatste stortte zijne
lavastroomen niet alleen divergerend naar alle rigtingen over het
neptunische land (zoo b. v. Z. oostwaarts tot nabij Poerbolingo)
uit ^— maar overdekte hiermede ook de oostelijke helling der
keten zelve, zoodat de lava nog digt längs den voet dezer
neptunische keten tot op eenen verren afstand 0 . ten zuidwaarts
van den vulkaan voortstroornde. De uitgestrekte oppervlakte dezer
lava Vorrat eene tamelijk effene, zacht glooijende streck die men
van Poerbolingo (op de Z. oostzijde) over Poerbokarta (op de zuidzijde)
tot aan Adjibarang (op de Z. westzijde) boogsgewijze en
onafgebroken met wagens berijden kan. Mij zijn slechts twce
duidelijk begrensde, spitse voorgebergte-koppen onder aan de
helling van den Slamat bekend, en wel aan de Z. ten westzijde:
de eerste in het N. 13° W. van Poerbokarta, de andere (nabij
welken de hoogste Passangrahan op deze bergzijde «Basseg»
ligt) ten N. W. van daar. Overigens daalt de Z. vo(>tvaii
17;-5
den Slamat zacht en gelijkmatig tot aan de Seraijoe-beddiug af
en vormt die op elkander golvende uitgestrekte terrassen die deze
Streek tot een der vruchtbaarste rijstlanden van Java maken.
De noordelijke zijd,e des Slamat evenwel daalt niet terrasgewijze,
maar gelijkmatig glooijend van eene hoogte van 10,600
tot op die van 1000' af, tot waar het dorpje Moga (aan den
N. N. O voet des bergs) met zijn kristalhelder en koel bad
Mantiradja ligt: een bekken gevormd door groote brennen, die
zieh met geweld door den poreusen lavagrond eenen weg banen.
Tusschen dit dorp en de eigenlijke noordelijke alluviaal-vlakte
bevinden zieh verscheidene zeer romanesk gelegene dwarsche
heuvelstrooken, wier natuur ik evenwel in 1838 uit gebrek
aan tijd niet kon onderzoeken. Ik weet dus niet of het kalkgebergten
dan wel trachietische voorgebergten zijn. Hooger op
vertoont de Slamat slechts aan de 0. zijde, op eene hoogte vati
ongeveer 8000' eene vooruitstekende punt, overeenkomstig met
die welke men bij andere kegelvormige vulkanen op dit eiland,
(loch steeds op eene aanmerkelijke hoogte opmerkt, zoo als de
Sindor 0, Merapi en Smeroe. Zij schijnen de oorspronkelijke
hoogte der vulkanen aan te duiden, wier toppen onophoudelijk
hooger werden door de steeds uit den kratcr uitgeWorpene of
uitvloeijende lava, tot dat eindelijk deze nieuwgevormde kruinen,
door vulkanische werkingen doorwroet en ondermijnd, weder in
een stortten; zoo als de Wilis, of zoo als de Ringgit door hevige
uitbarstingen vermeid en naar alle kanten uit een geslingerd werden.
Zoo bouwt de natuur onophoudelijk op en breekt haar werk
weder af om het op nieuw te hervat ten, zoo wisselt in de organische
even als in de niet-organische wereld alles gestadig af.
Wat de steensoorten aangaat waaruit de Slamat is te zamen
gesteld, zoo moeten wij opmerken dat deszelfs kern uit oude
lava of eigenlijke trachiet bestaande, van alle zijden, met uitzondering
slechts van eenige weinige punten, met jongere trachietachtige
lava is overdekt, die wij eerst in den omvang des kegels
willen monsteren alvorens wij den top willen onderzoeken. Aan
den voet en aan de zijden van den vulkaan zullen wij verscheidene
streken en plaatsen aantreffen die allezins verdienen uitvoe-
I
s.
f