
82
eil iiiiar alio kanten ovcrluopenden pot inct melk.» — Deze
verschijnselen bleven echter geen oogcnblik in rust. — Terwijl
een onophoudelijk kraken en kletteren (veroorzaakt door liet
aanstootcn der nedervallendc steenbrokken op de berghelling)
het oor verdoofde en belialve dit kraken van tijd tot tijd nog
geweldiger slagen gehoord werden, met niets beter te vergelijken,
dan met het losbranden van geheele batterijen van zwaar
gesehnt, waardoor (alleen ten gexolge van de beweging der Incht)
ieder oogenblik de glasruiten der huizen te Garoet dreigden te springen
1), — terwijl het gehoor door al dit geraas aangedaan werd,
ZOO verblindde het oog bijna door den ongewonen vuurgloed,
die van seconde tot seconde onophoudelijk nieuwe gedaanteverwisselingen
onderging.
Dan zwart, dan graauw, dan verblindend wit — dwarrelden
de dampen omhoog, de steenbrokken vlogen als raketten
door de lucht en vielen daarna met eenen «groenachtig-witten
gloed» loodregt naar beneden, — dan schoten lichtstrepen, gelijk
wit-vonkelende bliksemstralen door de aschkolom, en dan weder
braken roodachtig-gloeijende massa's door hären zwarten rook.
De rookzuil ontwikkelde zieh allengs meer in haar bovenste
gedeelte, — zij breidde zieh hoe langer hoe meer uit en ontlaadde
eindelijk uit hare kroon eenen steen- en aschregen, die
naar alle zijden ter neder stortte.
Wie, (zoo vervolgt de berigtgever te Garoet) kon dit ontzettende
vuurwerk, dat ieder oogenblik zieh onder nieuwe vormen
verhief, zoo nabij aanschouwen, wie kon deze kanonnade
hooren, die den ruimen dampkring rondom deed trillen, —en
daarenboven nog den indi'uk gevoelen van eene ijzingwekkende
dood-stilte in de geheele overige natuur, zonder tot m het
diepste van zijn gemoed geschokt te worden en in eene zwijgende
bewondering te verzinken, tegenover die ontzettende grootheid
der schepping.
Behalve het geraas des krakenden bergs, is alles stil, geen
') Hetwelk ook bij dc uitbarstuig van den Vesuvius den 23 October 1822, met de
zoldcringen in dc kamers van het paleis van Portici, door dezelfdc oorzaak werkelijk
plaats had. — V. Humboldt, Ansichten der Natur, II. Pag. 154.
windje wordt gcvoeld, de geheele natuur, vol bewondering voor
haar eigen werk, is als verstomd, men hoort geen enkolen nachtvogel
krijschen, geen caprimulgus klappen, geen insect gonzen,
en de gansche bezielde schepping met den mensch aan het
hoofd, Staat onbewegelijk in de beschouwing verdiept, als het
wäre in bange verwachting en onderworpen aan de almagt van
het noodlot. — 0, hoe gering is de kracht en de grootheid
van den mensch, tegenover zulke omwentelingen in de natuur!
— Deze doodelijke stilte, dit geheele afwezen van beweging
in de lucht en dit verstommen van alle tamme en wilde
dieren, tot zelfs de insekten toe, gednrende de uitbarsting en
den daaropvolgenden aschregen, werd ook door mij bij den aschregen
te Koepoegeran (4 Januarij 1843) waargenomen en zeer
indrukwekkend gevonden. Het is een zeer opmerkenswaardig
en in het geheel niet gemakkelijk te verklaren natuurverschijnsel.
Ten 61/2 uro, alzoo S'/a uur na de eerste ontploffnig begon
liet te Garoet (omstreeks vier Engeische mijlen ver van den
top des vulkaans verwijderd) zand en enltele steenen te regenen.
Het onderaardsche, donderende geluid hield tot 9 ure aan en
verminderde toen trapsgewijze tot 11 ure. Om dezen tijd verhief
zieh een frissche noorde (noordweste) wind, die de rookzuil
naar het zuiden dreef (zuidoosten, want in deze rigting ligt
Garoet van den berg), waardoor de lucht te Garoet zoo vei'-
duisterd werd, dat men des middags ten 12 ure licht moest
aansteken. Het onderaardsche dreunen, van tijd tot tijd nog
door zwaardere, donderende slagen vergezeld, en het ruisclien
en suizen des kraters, in het klein zeer goed bij het sissen vaii
den schoorsteen eener stoommachine te vergelijken, diiurdenog
steeds voort en verwekte een bang gevoel, dat door dc diejie
diiistei'iiis, waarin men niets meer onderscheiden kon (op eenen
tijd van den dag, wanneer men den heldersten zonneschijn gewoon
is) nog akeliger werd. Deze duisternis duurde tweeurcn:;
oin 3 ure kon men weder zonder lamplicht lezen, maar eerst des
avonds ten 9 ure hield de aschnigen te Garoet oj). De meeste
steenen, die te Garoet (des morgens te 7 en 8 ure) v^(^len, wa-
. i
%