
53. WILIS. #
A, Topographisch overzigt.
B r . j
L. 111°46' Het hoogste juk Dorowali.
H. 7,9S7'i
Ornstreken van den berg. — Vlakte van Madioen.
Nadat wij i) clé noordwestelijke helling van den Lawoe (bij
Tarik, Djambejan en Balong) nog eens bezocht hadden, zetteden
wij onzen togt op den 13 Junij (1838) oostwaarts voort op
den postweg, welke door de vlakte tusschen den voet des bergs
en de kali Solo (eerst noordwestwaarts, vervolgens noordwaarts
en eindelijk noordoostwaarts van het gebergte) naar Ngawi
voert. Deze vlakte, slechts door de beddingen van drie beken
doorsneden, welke op den Lawoe ontspringen en naar de Solo
heenvlieten, is met uitgestrekte grasw ildernissen bedekt, waarin
Ploso-boomen(ButeafrondosaIloxb.) zeer menigvuldig, dochslechts
afzonderlijk voorkomen, benevens eene regtop groeijende klaverachtige
plant, welke eene hoogte van 3 à 5 voet bereikt, en zeer
kenschetsend voor deze wildernis is. Overal vindt men dezelve
in eene groote menigte met het Alang-alang vermengd 2). Groepen
van Djati-boomen vindt men hier en daar in de graswildernis verstrooid,
die overigens dor en woest is. Slechts in de nabijheid der
poststations, op een afstand van 5 à 7 païen van elkander verwijderd,
waar men van paarden verwisselt, treft men eens eene enkelehut
aan, die met hooge barrikaden van Djati-hout is omringd, ten
einde zieh te beveiligen tegen de tijgers en de wilde zwijnen,
de eenige bewoners dezer streken. De postweg is nergens verder
Golijk recds vroogcr bij den Lawoe geschicdde, deel ik ook datgene, lietwelk
ik iiopens de topogvaphiscbe en de geologische bijzonderheden van den Wilis hob
ervnven, in vcrhalenden vonn mede, golijk zulks door mij in 1838, op de reis
zelve, is geschreven.
Vi-ocgev door mij onder den naam Tan Lopidocoma tvifoliatiim besehreven.
473
dan 2 à 3 palen van de kali Solo verwijderd, welke al kronkelend
längs den naar deze zijde gekeerden voet van een zeer
lagen, vlakken, doch zieh ver van het oosten naar het westen
uitstrekkenden henvelrug loopt; in deze henvelen, welke voornamelijk
uit kalk bestaan. Worden zeer vele holen aangetrolTen.
Ngawi ligt noordoostwaarts van den top des Lawoe, ter
plaatse waar de kah Madioen zieh met de kali Solo vereenigt.
Van hier af worden de gras- en Ploso-wildernissen allengs zeldzamer
en worden zij door meer bebouwde streken, rijstvelden
en daarin verstrooid liggende dorpen met hunne palmboomen
vervangen. De beddingen der beide beken hebben bij Ngawi
eene diepte van 30 à 40 voet en zijn ongeveer even zoo breed. De
kali Solo, hoewel zacht en stil daarheen vlietende, heeft een
grooteren rijkdom aan water dan de kali Madioen, welke, over
khppen heenbruischende, zieh in de .eerstgenoemde uitstort. Deze
klippen gelijk alle rotsbanken, welke in de beddingen der beken
ontbloot liggen, bestaan uit lagen der tertiaire formatie, welker
horizontale ligging bijna geenerlei verandering heeft ondergaau
en welke hier bijzonder uit weeke, grijskleurige zandsteenen,
Padas door de Javanen i) geheeten, — benevens uit congloméra ten
van fijnkorrelige Stoffen gevormd zijn. Die, weUie in de monding
der kali Madioen uit het bed uitsteken, zijn hol uitgespoeld en
vormen allerlei bogten en nissen. Hier sijpelen kleine waterstralen
(door opstijgende gasbellen in eene borrelende beweging
gebragt) uit de bedding der beek te voorschijn; zij hebben een
eenigzins zoutachtigen smaak. Niettegenstaande deze klippen en
den Sterken stroom tusschen dezelven, zagen wij verscheidene
mannen bezig om groote praoes tegen den stroom van den
Madioen op te slepen; gedurende deze maanden (Junij, Julij,
Augustus) is de waterstand zeer laag in vergelijking van dien
gedurende den regen-moesson; alsdan is niet slechts het geheele
bed der rivier, dat eene diepte heeft van 40', tot aan den
rand met water gevuld, maar dikwerf worden nog daarenboven
de omliggende vlakten overstroomd; dan heerscht allerwege
'J W^adas der Sundanezen.
;
' f |
iiM
m
f!i