
r
i
< fii
m \ tf-^' !
Ö4
reu tcr groottc van cen hoendcrei cn haclden, wat huniie kleur
fii vorm aangaat, de mecste ovcrecnkomst met uitgebraiide
stecokolen; zij waren hobbelig, spongieus, puimsteenachtig en
vcroorzaakten door hunne geringe zwaarte, behalve eenige gebrokcn
dakpannen., geene schade.
(Bij dezc uitbarsting schijnl de aschregen zieh meer tot de
• onmiddehjke omgeving des bergs bepaald te hebben, ten minste ,
omlrcnt verderc verbreiding van denzelven is mij niets bekend).
1841, 14 November, des morgens ten ure Steeg eene
Sterke rookziiil uit den krater op en had eenen asch- of fijnen
zandregen ten gevolge, die, vergezeld van een hevig onderaardsch
gelnid, tot des namiddags ten 3 ure aanhield. Tot op eenen
i s t o n d van 10 Eng. mijlen wcrd de grond daardoor met eeno
Zand- en aschkaag bedekt, die gewoonhjk twee duim, doch op
sommige plaatsen A'h duim dik was; daardoor werden 400,000
vruchldragende koffijboomen, benevens meer dan 300 bouw
fijstveldcn zeer beschadigd. (Jav. Cour., 4 Dec. 1841, No. 97).
Naar de getuigenis van den heer Bosch greep deze uitbarsting
op dczelfde wijze plaats, met dezelfde verschijnselen als de
vorige, zij was echter niet zoo hevig. Hoe ver de asch gedreven
werd, is nict naauwkeurig bekend.
1843, 4 Januarij barstte de borg wederom uit. De eruptie
begondes morgens ten 9 ure. Onder hevig donderende slagen»)
Steeg plotsehng eene zwarte rookzuil uit den krater op, .hield
een paar uren lang onafgebroken aan uit te stroomen en nam
toen kngzamerhand af, tot dat zij omstreeks 1 of 2 ure des
middags geheel verdween. 2) Dit is alles wat men aan den oostelijken
voet des vulkaans waarnam. — De lucht werd aldaar
niet verduisterd en er had geen asch- of steenregen plaats. Ook
wcrd hoegenaamd geene schade aan de aanplantingen veroorzaakt.
Geheel anders waren de verschijnselen, die op eenen afstand
van zestig (Engeische) mijlen van den vulkaan plaats grepen
en die zi^h (volgens latere ontvangen berigten) in eenen grooten
.') Die tc Bandoiig gelioord werden.
») Volgens bvieven van den ambtenanr te Guroet, mij door den Resident der Pvenn.
Sicr Ke^entscliappen medeiredeeUl.
'ei ; (
liaiven cirkel noordwaarls van Tjanjor af over liet Gedeli-gcbergKlot
zuidwaarts aan de Wijnlioojjsbaai, bijna overal op dczelfde
wijze vertoonden.
Ik zal beproeven, deze verschijnselen zö6 te beschrijven als
zij te Kapoegeran (aan de zuidelijke afhelling des Gedeh) op
eene hoogte van 3080 voet, door mij waargenomen werden.
Even als op de voorafgegane dagen woei ook den 4'^"" Januarij
een zachte oostewind, die evenwel reeds ten 12 ure weder ging
liggen en in eene doodsche stilte der lucht (namelijk in de hoogtestreek
van 3000') overging. De hemel was nagenoeg helder,
slechts eenige bolvormige wölken (cumuh) dreven in het luchtruim
en toonden door hare beweging naar_ het westen, dat
een oostewind in die luchtstreek heerschte, waarin zij (omstreeks
5000' hoog) zieh bevonden., Boven deze zag men nog eenige
cirrhi en cirrho-cumuli zweven..
lets later dan 1 ure vertoonde zieh aan den oostelijken (0. Z. 0. )
horizon eene zonderiinge graauwe kleur, die zieh langzamerhand
steeds verder uitbreidde, tegen 2 ure tot in het zenith
gestegen was en de geheele oostelijke helft van het luchtruim
bedekte. Hoewel ik bij den aanvang weinig op dit verschijnsel
gelethad, vermoedende dat het zware, ver uitgestrekte donderwolken
zouden zijn, zoo was het toch nu te zeer in het 00g
vallend, om door zulk eene verklaxing opgelost te kumien worden.
Ik begaf mij dus in de opene lucht en sloeg met gespannen
aandacht den hemel gade, slechts van tijd tot tijd naar mijne
thermo- baro- en Psychrometers ziende, omde waarnemingen in
het register aan te teekenen. De blaauwachtige kleur der hoogstc
luchtlagen verbreidde zieh uit het zenith, van waar zij reeds
ten twee ure over de geheele oostelijke helft des hemels tot
aan den horizon uitgestrekt was, meer en meer naar het westen,
werd steeds donlierder en wierp eene vreemde, blaauwachtigduistere
schaduw op het schoone, groene landschap Soekaboemie,
hetwelk door de groote doorzigtigheid van de lagere luchtstreken
tot ver in het Kendang- en Jampang-gebergte overzien kon
worden. Deze blaauwachtige tint der lacht, die overal gelijlt
Mas, zonder de minste schakeringen en nuanccn, even als een
¿ii i fi'
. ' II
f f '
M • J