
¡i
378
,lcze cgciidommelijkheid, dat zij bijzondcr arm aan water ziju
en dat zelfs in de grootste en diepste kloven, uitgenomen
onnúddeUijkna het vallen van regen, geen water wordt gevonaen.—
De beken, welke aan de zuidzijde in die oorspronkelijke
wouden entspringen, zijn daarentegen rijk van water voorzien, terwijl
buitendien nog talrijke brennen, b. v. de bron der kah Opak
beneden de wouden, in de zone tusschen 2 en 3,000 voet,
opwellen. Aan deze alleen is de vlakte van Jogjakerta hare
vrnehtbaarheid verschuldigd en deze stennt hierop: dat alle
rijstvelden met water besproeid kunnen worden.
De rijk bevolkte en vruchtbare streken van Jogja, Solo en
Bojolali, welker oppervlakte bedekt is met een fijn korrelig
zand, dat op asch gelijkt en helder grijs van kleur is, stijgen
allengskens naar de 8,500' hooge kruin van den vulkaan
opwaarts. De zandachtige gesteldheid van den bodem oefent
mede hären invloed nit op het klimaat van Jogjakerta, hetwelk
lets drooger enheeteris d a n a n d e r e vlakten, welke even hoog gelegen,
maar met bruinkleurige, aan humus rijke aarde bedekt zijn
-311 waar een grooter versehil wordt opgemerkt tusschen den
warmtegraad des daags en de koelte des nachts.
Hoewel de berg algemeen genomen den vorm eens kegels
heeft, ZOO kan deze uitdrukking echter niet met juistheid op
de bovenste zonen van den Merapi worden toegepast, welke,
behalve dat zij in enkele juliken gescheiden zijn, daarenboven
nog eene veel grootere uitbreiding hebben verkregen naar de oostdan
naar de andere zijden, dewijl de oostelijke juldten, voornamelijk
che twee, welke de djoerang Gandocl begrenzen, zieh
op eene groote hoogte in de rigting naar het oosten aanmerkeliik
verlengen, alvorens dezelve gelijkmatig met de heUing
afwaarts dalen. Deze verschijning Staat in verband met de voortgaande
rigting, namelijk, van het oosten naar het westen, welke
liet vulkanische vuur heeft genomen.
De kruin van den Merapi bestaat uit het overblijfsel van eenen
voormaligen oostelijken kratermuur, welke in het midden eene
hoogte bereikt van 8,430 voet, en van het noord-noordwesten
naar het zuid-zuidoosten loopt. Eene aschvlakte ter hoogte van
379
8,000 voet gelegen, welke aan de zuidzijde geopead is en aan
denoordwestzijdedoor een aschwrong begrensd wordt, ligt aan
denwestelijken voet van dezen muur en Scheidt denzelven van
den eruptiekegel des vulkaans; deze kegel, welke de gedaante
van een halven hol heeft, wordt slechts aan de zuidzijde door het
halfkringvormige overblijfsel van eenen getanden kratermuur
omgeven, terwijl aan de noord- en aan de noordwestzijde zijnc
slakkenvrij over de berghelling liggen uitgespreid. Demoeijelijk
tebekhmmen schedel is steeds in dikke, Avitte dampwolken gehuld
en stijgt naar gissing 'S á 400 voet hooger dan de zuidelijke
kraterrand, welks zuid-zuidwestelijk gedeelte, op het hoogste
pnnt , 8,640 voet boven de oppervlakte der zee verheven is
Deze kraterrand, welke scherp begrensd is en een getanden
vorm heeft, daalt aan de binnenzijde slechts 160 á 200 voet,
doch volkomen loodregt benedenwaarts, terwijl de slakken des
kegels zieh onmiddellijk aan den voet van den wand rceds
beginnen te verheffen. Slechts een paar kleine aschvlakteii
blijven tusschen dezelven aan de zuidwestzijde des kegels liggen
welke men als dat gedeelte des kraterbodems mag beschouwen,
hetwelk niet met slakken is bedekt.
Laat ons, alvorens wij na dit algemeene overzigt der gedaante
van den Merapi tot de beschouwing der bijzonderheden overgaan,
een Wik werpen op de teekeningen en de profielen, welke
den lezer misschien beter dan wij zulks door onze beschrijviug
zouden kunnen doen (althans zeker in korteren tijd) met den
vorm en met de eigendommelijkheden van dezen berg zullen
bekend maken.
Merapi, Figuur d. Profiel van den Merbaboe, van den
Merapi en van hun tusschenzadel, van Balong, aan denoordwestelijke
helling van den Lawoe gezien^ men ontwaart den
Merapi m het westen, den Merbaboe in het west ten noorden,
en den Oengaran in het noordwest ten westen (1838).
Even ver als de Merbaboe in het noorden, loopt de zuidelijke
voet van den Merapi, met eene zachte en gelijkmalige glooijing
lot aan de zuidkust benedenwaarts.
Figuur Proficl van d(>n Merapi, despils in liet noordwest
'I
ff
i
ii
• ' 'I
: Ü
•5 I
I