
ssa SS
il
t i
•I I
! li
'.Ì
256
regt te huis ben geworden, verrastte riiij iiiet weinig. Men vergelijke
hiermede de vroeger voorkomende beschrijì'iiig van den
Pakkoeodjo en der puinhoopen, welke denzelven omringen. De
daar ter plaatse door mij aangevoerde redenen, ten bewijze dat
de uitbarsting, welke den Pakkoeodjo tot op de helft in puin
deed ter neder störten, van lateren oorsprong moest zijn dan
de stichting der tempels, verkrijgen hierdoor nog meerdere waarschijnlijkheid,
dewijl de Pakkoeodjo als een nog heden werkzame
vnlkaan ten tooneele verschijnt; de door mij gemaakte
vooronderstelling, dat de Pakkoeodjo onder de 3 eruptie-kegels
van het Di-eng gebergte à^jongste, dat wil zeggen, die kegel
is, welke het laatst werkzaam was, uithoofde der nog voortdurende
centrahteit zijner solfatara, is hierdoor tot zekerheid
geworden,— want slechts achttien jaren zijn sedertdie uitbarsting
verloopen. Bezwaarlijk echter kan men tot deze uitbarsting
het in puin ter nederwerpen van dezen eruptie-kegel brengen,
hetgeen waarschijnlijk veel vroeger plaats greep ; want het is onmogelijkjdat
het zwaar geboomte der wouden, hetwelk op vele
plaatsen, namelijk, ook beneden de solfatara enin de onmiddellijke
nabijheid derzelve, op het met - puinhoopen overdekte terrein
wortel schoot, in zulk eenen körten tijd kan zijn opgegroeid.
Hoezeer moet men niet bejammeren, dat Horsfield, die slechts
10 jaren vroeger,, in 1816, het gebergte bezocht, ons geene
topographische beschrijving van den Pakkoeodjo heeft nagelaten;
want al wäre de beschrijving ook slechts in ruwe omtrekken
vervat geweest, dan nog zou men daaruit het onwedersprekelijk
bewijs hebben verkregen, of de n. o. helft , des kegels bij gelegenheid
van deze uitbarsting is verbrijzeld geworden, dan wel
of zulks vroeger heeft plaats gehad.
Ons zijn derhalve twee uitbarstingen van Di-eng bekend: die
van 1786, ' waaromtrent Horsfield eenig berigt heeft geleverd
en bij welke gelegenheid eene aardverzakking van geringen omvang
plaats greep beneden het dorp Karang tenga, die thans
een meertje (telaga Wibi) is. i)
') Deze verzakkiiig is in vorscheidene geologisclie werken (b. v. in dat vau J^yell,
l'rinciples I. pag. 360) vcel te groot opgegeven.
257
Die van 1826, welke wij zoo even hebben besehreven.
Wijders vindt men in de Javasche Courant van den 25 Dec'.
1847, N° 103, nog het volgende berigt:
d847, op den 4 Decemher, viel in het regentschap Kendil,
residentie Samarang, des morgens ten 8 ure een aschregen, ter-
Avijl er des namiddags een fijnen met zivavel vermengden
regen viel; de hoeveelheid zwavel, welke met den regen nederkwam
was zoo groot, dat werklieden, die in de open lucht
arbeidden, daarmede geheel en al overdekt waren.
De berg, welke het naast aan de afdeeling Kendil grenst en
welke deze verschijnselen door eene uitbarsting heeft te weeg
kunnen brengen, is de Di-eng.
In 1845 deed ik onderzoek, bij de inwoners van Di-eng,
naar de uitbarsting van 1826; ik vernam bij deze gelegenlieid,
dat de Loerah «Tjikroh,» van het oostelijk gelegen dorp Di-eng
(dat tot Wonosobo behoort), eerst voor 17 jaren en derhalve
in 1828, naar herwaarts was overgekomen en zieh met der woon
gevestigd had; hij kwam van ladoe en vond het plateau geheel
en al onbewoond en met wouden bedekt. Mijn vermoeden,
dat de tegenwoordige bevolking hoogstens sedert 50 jaar alhier
gevestigd was, bleef derhalve verre beneden de waarheid, dewijl
zij op het plateau slechts *sedert 17, hoogstens sedert 20
jaar bestaat. Hieruit verklaart zieh tevens, dat Horsfield niet
van het plateau spreekt, hetwelk te dier tijd waarschijnlijk door
ontoegankelijke wouden was omringd.
De Loerah van het oostelijke dorp was ooggetuige dezer uitbarsting;
hij is van Sekoenang derwaarts gekomen, alwaar zijn
vader Loerah was. Dit Sekoenang bestond reeds tijdens Horsfield
zijne reis maakte (ia 1816), doch werd weinige jaren te
voren door den zoo even gemeiden vader van den Loerah gesticht,
die van Batoer kwam. De laatstgenoemde plaats wordt
als het oudste dorp van het gebergte beschouwd; dan komt
Sekoenang en hierop volgt, naar rang des ouderdoms, Di-eng.
Alle andere dorpen zijn later gesticht dan Di-eng en teilen
hoogstens twintig jaren. Deze kleine maatschajjpij mag bijzonder
voorspoedig geheeten worden; dagelijks vermeerdert zooweihet
i i