
\ '
krakcn der iiedervallemle stecacri, len deele eea onderaardsch
geluid was en vccl overeenkoinst had met het rollen van den
donder.
Den S''™ September bleef de berg rüstig;; later echter ving
hij aan eene ontzettende hoeveelheid gioeijende lava uit te braken,
vergezeld van rookvvolken en een onderaardsch gedreun;
deze lava vloeide zuid-zuidoostwaarts in de kloof Waarak (Worroh?)
bergafwaarts en hulde den ganschen bergtop in een vuurgloecl,
welken men te Jogjakarta des nachts helder gloeijenen
duidelijk naar beneden zag stroomen. (Javasche Cour. 1846,
no. 75 en 75.)
Door tnsschenkomst der Regering, namelijk, van den heer
(1 Vischer, algemeenen Secretaris, ontving ik van den Resident
)e Jogjakêrta (den heer R. de Bousquet) omstanchge berigten
omtrcnt deze uitbarsting, welke de heer van Waeij, gepensionneei'd
kapitein van het corps ingénieurs (gedeeltelijk in antwoord
op de door mij gedane vragen), de vriendelijkheid had gehad
ter neder te stellen. Deze officier woont, namelijk, als grondbezitter
te Goeling, hetwelk op den zuidoostelijken voet van
den Merapi, in de onmiddellijke nabijheid van den berg, gelegen
is en was ooggetuige der uitbarsting.
Mijnen vriendelijksten dank breng ik aan al deze beeren voor
hunne bemoeijingen, en geef hier het volgende uittreksel uit
het berigt van den heer van Waeij.
In den nacht van den op den â''"" September, 1846,
vertoonde zieh de spits van den Merapi (de krateropening)
voor het eerst in een vollen vuurgloed en bi'aakte hij eene
ontzagchelijke rookzuil uit.
Niet vöör den volgenden dag (den 2''™ September), ten 10
are, ving de eigcnlijke uitbarsting aan en vernam men een vreessehjk
donderend geluid, hetwelk den gxond deed daveren, zonder
dat (zelfs niet in de hoogere gedeelten des bergs) schokken
van eigenlijke aardbevingen werden waargenomen. Zelfs werd
staande den ganschen duur der uitbarsting geene aardbeving
gevoeld. Nadat de rookzuil bij het eindigen der eerste ontploffing
(ten 10 ure) zieh met majesteit hoog in de lucht
413
had verheven, verminderde het uitbraken van rook en nu zag
rnen de gansehe oppervlakte der berghelling zieh inet duizenden
van dampvlekken, als met kleine schapenwolken (cirrhi) bedekken
(die waarschijnlijk ontstonden door het opslaan dernedervallende
steenen); hierop steeg de rookzuil met vernieuwde
kracht hemelwaarts en toen kon men van den gansehen berg niets
meer ontvvaren, wantdeze hulde zieh nu ineenen dikkennevel, in
een zwartachtig valen damp, die zieh in de benedenlagen des dampkrings
ver uitstrekte. Slechts de rookzuil, die zieh hoog in de lucht
verhief, was boven dezen nevel zigtbaar en men vernam slechts
de luide donderslagen en het kraken des bergs, dien men
zelven niet kon zien. Dit duurde den ganschen dag, en toen
eindelijk de nacht aanbrak, ontwaarde het oog het luisterrijkste
vuurwerk. De rookzuil, die zieh boven den berg verhief, werd
door den gloed van het binnenste des kratere verlicht, zoodat
oppervlakkige beschouwers vlammen meenden te zien, welke
hoog in de lucht opstegen. Naar het oost-zuidoosten werden stroomen
lava uiUjestort en in het zuid-zuidoosten (van den top)
zag men een vurigen regen nedervallen, namelijk, gioeijende
steenen, gruis en zand, welke over den berg werden uitgestort
en in de kloven Gendol en Worroh zieh ophoopten.
In de eerste weken (nadat de uitbarsting was begonnen)
namen deze verschijnselen toe, verminderden dan met afwisselingen,
dochhielden eerst na weken ') te hebben aangehouden
geheel en al op. (Uit den langen duur der uitbarsting
Voigt duidelijk, dat de vulkaan niet onophoudelijk weiizaam
was, maar gelijk de Lamongan, met vrije, rüstige tusschenpoozen,
— hij stooten te werk ging).
Geene asehregens vielen aan de zijde waar de berigtgever
woont, zijnde dezelve boven den wind.
Op die wijze duurde de werking van den Merapi, — nu
eens rüstiger, dan weder met vernieuwde hevigheid, dus met
') Deze plaats is niet duidolijk in het berigt; daar cchter later gezegd wordt, dat
het woeden van den vulkaan tot aan het einde van het drooge jaargetijde vooi tduurde,
ende uitbarsting op den 2deu September begon, zookunncn te dezer plaalsc
slechts weken bedocid zijn geworden.
ii; I
t