
f
i
1 •••i
ff
blijven wcl is waar voorlgroeijen, inaar het is zeer oiiwaarscliijnlijk,
dat zij op die wijze z i j n opgekomen; welligt pleiten zij
meer dan andere omstandigheden voor de latere dagteekemng
der scheur, welke ontstond nadat dekrater misschien reeds gedurende
eeuwen was uitgebluscht. Sedert langer dan 2 0 á 2 5 jaar
kan dezelve in geen geval bestaan. Indien men aan de vroeger
gemeide opgaaf nopens het jaar 1832 geen geloof mag hechten,
zou de spieet dan kunnen gevormd zijn geworden door de
zachte uitbarsting, welke in 1818 plaats greep?
Het voortzetten dezer beschouwing laten wij aan toekomstige
reizigers over.
Dat deze vnlluan nog niet zeer lang geleden lava-brokken
en rapilli moet uitgebraakt hebben, mag worden aangenomen,
uithoofde de massa's van rotsbrokken en gruis, die de bovenste
Zonen en de kruin van den Sindoro bedekken, nog zoo weinig
verweerd zijn; dit gevoelen wordt mede yersterkt door den nög
jeugdigen wasdom der opdeze rotsen groeijende Alpenboompjes,
die, ter naanwernood 5 á 7 voet hoog, in vergelijking van de
op den Manellawangie voorkomende boompjes hnnne eerste jeugd
naauwehjks hebben bereikt en insgelijks jonger zijn dan die,
welke op den Tjerimai en op den Lawoe voorkomen (deze laatsten
zijn 68 jaar oud). Of de uitbarsting van 1818 was hevig
genoeg om vroeger aanwezige wouden te vernietigßn (en dan
zou het nu staande geboomte 22 jaar oud zijn), of erhadden
voor 1818 herhaalde erupties van asch en steengruis plaats,
welke den weligen groei der planten belemmerden.
26. SOEMBING. $
A. Topographisch overzigt.
Br. 7^23'. — L. 110=,41/2'. — H. 10,348'.
De Soembing is 660 voet hooger dan zijn noordwestelijke
twceling, de Sindoro, maar minder steil dan deze laatste
zijnde, beslaat hij een grooteren omtrek. Hij heeft de gedaante
Oogenscliljnlijk zijn de hellingen der bergen immer steiler dan werkelijk het
geyal is. Wanneer men zieh herinnert hoeveel inspanning het beklimmen van cen
van een stonipen kegel, welks helling onder eenen hoek van
niet meer dan 26° daalt; de gelijkvormige daling in de bovenste
gedeelten der helling wordt slechts gestoord door eenige vooruitstekende
rotsgövaarten in het noordoosten, — en in de
onderste zonen door twee trachiet-voorgebergten,. die, het eene in
het zuiden en het andere, Selogrijo, in het zuidoosten, zieh in
eene dwarsche rigting voorbij den vulkaan uitstreklten. Het laatste
voorgebergte verheft zieh in verscheidene steile, ja, kolomvorinige
spitsen, van welke eenigen bijna alleen staan en slechts
door smalle kämmen met het overige gedeelte van het voorgebergte
zijn verbünden, terwijl aaderen ter wederzijde door diepe
kloven worden begrensd.
In eene dezer kloven Staat de aloude Siwa-tempel Selo grijo
(2,225' boven de oppervlakte der zee), naar wellien naam wij
het geheele voorgebergte willen noemen. De binnenwaarts dalende
hellingen van de voorgebergten vormen, alvorens zij weder naar
den top des vuUiaans opkhmmen, een tamelijk vlak, doch kaal
tusschenland (of tusschenrug), dat achter het zuidoostelijk voorgebergte
eene grootere hoogte schijnt te hebben, dan achter
het zuidwaarts gelegene, waarover, in de nabijheid van het
dorp kah Anggrek, de wegpas, 2,640 voet hoog, van Magelan
naar Bagelen heenvoert. Zuidwaarts naast dezen pas verheffen
zieh de heuvels van het weinig ontwikkelde voorgebergte;
noordwaarts stijgt de bodem, hoewel zeer zacht en langzaam,
echter onmiddellijk en onafgebroken hooger naar den Soembing
opwaarts en vormt eene schoone, gelijkmatig klimmende helling,
die ter hoogte van 3,200', nabij Kindjo mojo, met thee is
dergelijken berg koslte, dan verwondert men zieh soniwijlen over den geringen val
der helling, wanneer men denze,lven naderhand meet; het best geschiedt zulk met
den clinometer op een^ grooten afstand Tan den berg, dewijl de helling zieh alsdan
aan den hemel als eene gelijke zoom vertoont, of wanneer men de schijnbare hoogte
der kruin en de breedte van den voet des bergs aan beide zijden met den sextant
meet. Naar deze meting van den Soembing, die aan de naar Magelan gekeerde zijde
daartoe voornamelijk gesohikt is, dewijl dat gedeelte der helling niet met wouden is
liedekt, meen ik te mögen veronderstellen, dat de steilste bergen op Java, de Sindoro
en de Manellawangie, in hunne bovenste helft slechts een hoek van 30° met
den horizon maken.
m
j i
'M
m
«1
ri'