
INQUIRENDA.
De opgave der navolgende oorden in den omtrek van den
Slamat heb ik tc danken aan den Heer van der Poel (in 1847
Assistcnt-Resideiit van Keboemen, in Begalen). Ik maak er den
lezer op opmerkzaam, daar zij allezins een onderzoek waardig
schijnen.
lo. Een meer rawa Poetjang, bij het dorp Kaligindeng, dist.
Bandar, resid. Pekalongan, 15 palen van Bandjarnagara.
2o. Zilverwitte glinsterende rotsen (glimmerlei?) bij het dorp
Bodas, in het district van denzelfden naam. Om daarheen te
komen gaat men van Kaligindeng naar Panigeran (8 palen)
en van daar tot Bodas (12 palen).
Beide oorden (1 en 2) liggen op de N. zijde derketen,die
0. waarts van den Slamat naar den Di-eng loopt en kunnen
zeer gemakkelijk bezocht worden längs den vs'eg, die van Bandjarnagara
naar Pekalongan loopt.
o». Een meer bij het dorp Tjiliboer, op de W. zijde van den
Slamat; dist. Boemie, afd. Brebes, resid. Tegal. Als men den
weg volgt, die, van Poerbolingo längs den Z. voet van den
Slamat, over Poerbokarta loopt, zoo kan men per as tot aan
Petoegeran geraken, hetwelk aan den W. voet des bergs ligt,
daar waar het laagste punt der W. keten door den Aveg naar
Tegal wordt gesneden. Van daar moet men de W. heUing des
kegels bestijgen, dan 8 palen 0. waarts reizen tot Kaliheran
of Boemie ajoe, vervolgens 5 palen verder gaan naar Tjiliboer,
het hoogste dorp aan deze zijde: dan is men nog 7 palen van
het meer verwijderd.
4°. Eene warme bron aan de kali Goeng, bij het dorp B.emboel,
in het dist. van denzelfden naam.
Deze bron ligt 6 palen van Remboel, dit 6 palen van Boemie
djawa, hetwelk 36 palen van de hoofdplaats van het district
Boemie ajoe ligt.
207
23. ROKO DJAMPANGAN. #
Wij rangschikken dezen berg onder de vulkanen, alleen naar
aanleiding der opgave van D'. Th. Horsfield. i) Hij vermeldt,
dat de heer Cornelius, die denzelven in 1790 beklom, aan deszelfs
noordzijde eene aanzienlijke hoeveelheid onzuivere zwavel
vond. Waarschijnlijk bevindt zieh aldaar nog eene solfatara en
moet de berg als het overblijfsel van eenen voormaligen grooteren
vulkaan worden beschouwd, welke, ten gevolge van eene
dier geweidige omkeeringen in de natuur, waarvan Java zoo vele
blijken oplevert, is verbrokkeld geworden. Zou de oneffene,
labirintische gedaante van het hoogland van Earang kobar, dat
zieh aan de zuidzijde des bergs uitstrekt en met honderden van
heuvel-toppen als bezaaid is, niet aan dezen vulkaan hären oorsprong
te danken hebben?
24. HET GEBERGTE DI^ENG. $
A. Topographisch overzigt.
L^' 109° 51 ^^ ^ ^ geborgte bij den tempel Ardj oeno.
H. van het plateau Di-eng. . . . 6296'.
II. van den hoogsten rüg Prahoe 7873'.
Vroeger, toen wij den Slamat beschreven, hebben wij reeds
met een woord van de bergketen gesproken, welke zieh van
dezen vuUtaan tot aan Di-eng uitstrekt, gelijk mede van den
bergtop Roko Djampangan, die, bijna geheel op zieh zelf staande
en op nagenoeg gelijken afstand van den Slamat en Di-eng, zieh
boven de nok der keten verlieft. Van dezen top af draagt de
keten de sporen van een zuiver vulkanischen oorsprong. Deze
keten houdt op een smalle rüg te zijn, waar zij een punt ten
N. W. van den berg Sindoro bereikt heeft. Iiier breidt zij zieh
Z. westwaarts, naar den kant van den Sindoro, uit en vormt
••) On the inincralogy of Java. (Vorii. Batav. Gcnootsch. deel VIII,, bJz. 171.)
im f
i
V
''<li i
111 • liii
I
I
Í*
ii