
mmi
Eci'sl, /üidwíiarts heeii, nuiir de zijdc van den J.avvoe, btiginncii
hocwd zecr langzaani, op te rijzcn en levens wordl de
vvildernis, lioc nadcr inen aan het dorp Tarik koint, des te veelvnldiger
niel rijstvelden en dorpjcs a%cwisseld, welke door luinne
selioone gróene kleur en luiniie slanke Kokos-palrnen Iiet oog
v(;rkwikken. l e gelijkertijd wordt, in plaats van den zwarten,
zwaren slijkbodeni, eene bruinkleurige boschaarde aangctroffen,
vvclkc, naar gelang men hooger sLijgl, gednrig losser, ligter en
huniusaehtiger wordl,, welke eigenscliap liaar in eene liooge
mate tot het bouwen van koffij gesehikt inaakt.
llet dorpje Tai'ik ligt aan den noord- noordwestelijken voet
van den Lavvoe, op eene hoogle van 550 wet boven de oppervlakte
der zee. lletzelve wordL door eene beek (de kali Tarik)
onispoeld, die van de plaats waar zij ontspringt, in de hoogere
bei'gstreken, tot aan liaren nitloop in de kali Solo (cene rigting,
welke algeineen genonien noordwaarts mag genoemd worden),
de scheiding vormt t.issclien de residenti^n Solo en Madioen'
Even ais in alie bergstroomen van dit eiland, worden ook op
het bed dezer beek duizenden van tracliiet-rolsteenen gevonden,
ui verschillende grootte van den kleinsten zandkon-el tot verbazend
groote blokken; de steenen, waaruit de oevers bestaan
(ter plaatse waar die aan de steile hellingen ontbloot zijn), vonnen
conglomeraten van gelijken aard, — poddingsteenen', — ais die,
welke wij reeds bij de kali Solo hebl^en waa.'genonien. Aan
den t(ígcnovergcstclden oever verhelíen zich Djati- en andei'o
woiiden; aan deze zijde echter wordt Tarik door rijstv(ílden
en komjtuincn omringd. In de laatstgenoeniden grocijen de
Dadap- (Erythrina indica) boonien allcrwcligst; velen,'l.oewcl
slcchts tvvee jarcin oud, iiaddcn reeds cene lioogte van 20 á 25'
bercikt.
Het gezigt op den Lawoe van deze zijde hecft , onder all(>
Javaschc bergen, de nieeste ovcrecnkonist nict dat, hctwelk
nicn op den Oengaran genict uit liet doi'p van gelijken naam
gezien. De bovenstc zoncn zijn met duistere woiiden bedekl;
het middengedcelte der luílling is liclitgroen gcvklenrd (door de
jrasvelden) en zijn voct, boven Tai'ik, isniel voorlunivelen otnsinf
' i