
»-bUuikAL'iiir.äV:^
^ '.' ífi
280
wcstcn gekeerd en derhalve is de zoo evengenoemde halve kring
naar deze zijde geopend. Het middengedeelte verlieft zieh
omtrent 1000' boven den bodem van den circus en zal dus
ter hoogte van 6000' boven de oppervlakte der zee gelegen
zijn. De rand der nok is scherp en vormt, nu eens dalend,
dan zieh weder verhelfend, vele kleine, steile spitsen en wel
zoodanig dat tusschen eilte twee spitsen eene lengte kloof hären
oorsprong neemt en de spitsen zelve de hoogste punten van
lengte ribben zijn, die längs debuitenste helling van den Telerrep,
even als bij andere kegelbergen wordt opgemerkt, divergerend afdalen.
De lengte kloven zijn van doven (tusschen de spitsen)
breeder dan onäer aan. Naar de bmnenzijde, welke door de nok
wordt omvat, dalen insgehjks eenige, maar minder sterke ribben
benedenwaarts; — de binnenlaelling, tusschen deze ribben
begrepen, is in steilte aan een muur gelijk en onbekhmbaar.
Deze zonderlinge bergmassa doet zieh voor als het overblijfsel
eens voormaligen vulkaans, welke tot grooter hoogte opsteeg;
zeker is het, dat dezelve bestond, doch ook reeds verbroken
was, tijdens de Sindoro nog groote lava-stroomen uitbraakte;
de binnenruimte van den Telerrep bestaat^ namelijk, uit lavastroomen,
die zieh plateauvormig allengskens meer verbreeden,
naar gelang zij zieh verder van den Sindoro verwijderen en de
ruimte, door den halven kring der bergnok omsloten, tot aan
den tegenovergestelden wand derzelve doorloopen; siech ts de
enge kloof der kali Poteh slingert zieh tusschen deze lavastroomen
en den voet des binnenwands van den Telerrep benedenwaarts.
In de biimenste ruimte van den Telerrep, verborgen voor het
oog der geheele wereld, hgt op een dergelijken vlak geworden
lava-stroom het eenzame dorpje Sketang, welks kale hutten
door geene andere vruchtboomen dan de Jarak (Ricinus communis)
worden beschaduwd (Hoogte 4930').
Gelijk de zuidelijke hellingen van het Di-eng gebergte, de
hellingen van den Soembing en van den Sindoro, benevens bijna
al de zijden van derzelver tusschenruggen (met uitzondering van
de hoogst gelegen gedcolten, de ontoegankelijkste kloven cii
steilste spitsen), zoo is insgelijks het tusschengebergte, daL
den Prahoe met den Sindoro verbind t, en de Telerrep bijna
geheel en al van geboomte ontbloot. Deed zieh de zoo karakteristieke
vorm van vulkanische bergen hier niet aan het oog voor
en verried zulks niet de hemelstreek, alwaar de vuurbergen
ZOO regt te huis behooren, dan zou men, op deze grasvlakten,
tusschen grazende koeij en, terwijl men eene koele lucht inademt
ligtelijk in den waan geraken op een weiland in het hooge noorden
verplaatst te zijn. i)
Wat betreft het bij na volkomen gemis aan wouden, ten
gevolge waarvan de Soembing en de Sindoro dat kale uiterlijke
verkrijgen, in welk opzigt slechts één enkele vuurberg op Java
met dezelven overeenkomt, namelijk, de tegenover gelegen
Merbaboe, deze bijzonderheid laat zieh in geenen deele uit de
werking vàn vulkanische uitbarstingen verklaren, ten gevolge
waarvan het bestaande geboomte zou vermeid zijn geworden.
Als bewijs. hiervan neme men slechts in aanmez'king; 1°. dat
de bovenste aardlaag, welke de vegetabile bekleeding dezer
bergen draagt, op den geheelen Soembing en op de benedenhelft
van den Sindoro uit eene vruchtbare, roodachtig bruine
aarde (en niet uit zand of asch) bestaat; 2°. dat de verdelgende
kracht van gloeijende lava en van steenen, die uit kraLers
worden geworpen, zieh in de mceste gevallen nimmer lagej'dan
1,000' à 1,500' beneden den bergtop uitsLrekt; dit wordt men
gewaar aan de bergen: Gedeh, Slamat, Merapi,'Lamongan, Semeroe
en anderen op Java, die, hoewel juist de vreesselijkste en werkzaamste
der vulkanen, echter met de digtste en ondoordringbaarste
wouden zijn omringd, waarboven slechts hunne spitsen
zieh van 500 tot 1,500' kaal en woest verheilen.
Het schijnt derhalve, dat het gemis der wouden op onzejavasche
bergen eerder een bewijs is, dat de werking van het vulkanische
vuur reeds voor langen tijd is uitgeblusclit of allbans
') Gelijk aldaar het geval is , zoo grooit oolc hier de cehte champignon (Agaricus
campestris L.) en op de koemest wordt insgelijks liier even als in het noorden de
Ascobolus furfuraceus Fers. aangolrofFeu.
19
-I Vi
I ^
;i à
11. (
- t e e '