
^ ' i
•1.. '
-
' 'S! il
' : .i¿p1l
232 233
. ,-ii • J !
1 3
u
iiä
• p;
ü
i
' i
geelachtig witte kleur tusschen kaal en verdord geboomte te
voorschijii treedt. Zij ligt tusschen het smalla, vroeger genoemden
nevenmeer an den voet van den noordelijken bergrug
en komt volkomen overeen met de thans volgendo
7. Solfatara, gelegen aan den z. oostelijken oevar van het
meer (telaga) Troes. Deze ligt in het zuiden, aan den buitenwaarts
gekeerden voet van den bergrug, waarop de tjandie
Werkoedoro Staat en is met water bedekt. In dit ondiepe
meer, op welks bodem een geelachtig wit bezinksel wordt
waargenomen, ziet men menigvuldige plaatsen, waar hat Avater
voortdurend opborrelt en verhit is; hoawel het oog aldaar
geen opstijgende dampen kan waarnemen, zoo varspraidt zieh
loch een renk van zwavel-waterstofgas in hat rond. AI het
geboomte des wouds, dat in de nabijheid van dit oord staat
(aan den voet des Werkoedoro), is verdord, en alle plantengroai
is vergaan. De bodem bestaat uit aan weeken zwavelklem-igen
modder, waar geen vaste grond in te peilen is. Een dergelijk
bezinksel heaft zieh insgelijks gehacht aan de boomtaldten,
welke in het water hggen. Deze twee solfatara's N°. 6 an 7
zijn de eeniga sporen van vulkanische werking, die nog midden
in den bodem van den ouden krater yan Di-eng overig zijn.
De bosschen, die man, hoewel thans verdord, in darzelver
nabijheid vindt, schijnen tot bewijs te strekken, datervroeger
cen tijd is gewaast, gedurende welken de wärmte of de uitdampingan
dier solfatara's geen hindar aan het ontstaan en
groeijan van het geboomte toabragtan.
8 en 9. Kawa Tjondro di moeka en kawa Kidang I.
In eane z. westelijke rigting ligt, achter het meer (telaga)
-Troes, tusschen den g. Panggonan en Paggar tipis, een uitgestrekta,
vlakke dalgrond, welke van rondom door schaduwrijka
bosschan is omringd. De kah Toelis, welke het doorstroomt,
deelt het dal in bijna twee gelijke deelen; deze beek, die
op het plateau zoo rüstig daar haen vloeide, bruist hier reeds
schuimend over de rotsbrokken, die in haar bed, eane 10
à 15 voet diepe gleuf, verstrooid liggen. De zuidalijka helft
vormt eane grasvlakte, waarop hier en daar grocpan van
Thibaudia-boompjes staan; in de Hoordelijke helft traft loen
honderde van kleine gaten en scheuren aan, waaruit al
sissend en bruisend zwaveldampen opstijgen. Het is de solfatara
Tjondro di moeka, waarover een pad leidt, hetwelk van
het dorp Sekoenang naar Di-eng (midden door de kawa) voert.
De grond is overal geelachtig wit van klaur, doch hier an daar
bedekt mat -zodan van Pteris an Mertensia-soorten of met kleine
groepen van Thibaudia-boompjes en Malastomen. Slechts vergane
steenen, die bleek van kleur en brokkelig zijn, bedekken
op vele plaatsen den doorwoelden, gevaarlijk te batreden grond.
Aan de randen en zijden der holen, waaruit de dampen opstijgen,
heeft zieh eane groote hoevealhaid gekristalliseerde
zwavel gezet. In de lager liggende gedeelten worden verscheidene
waterplassen aangetroffan, wellie voortdurend borrelen,
ten gevolge der daarin opstijgende gaz-soorten, terwijl over den
weeken, breiachtigan oever steeds kokend heete stralen van
troebel water vloeijen.
In 1838 bedroeg de temperatuur in eenige derzelven in
anderen 197° Fahr. — De geheele omtrak van den krater, weUte
slechts 45 voet dieperligt dan Di-eng, riekt naar zwavel-waterstofgaz.
Een honderdtal schreden hooger, doch reeds aan de helling
van den Panggonan, ligt da zoogenaamde kawa Kidang n°. 1,
welke slechts door eene kleine strook lands, met geboomte bedekt,
en het beekje, waardoor de vorige solfatara haar water
naar da kaU Toelis doat toevloeijen, van de zoo evailgenoemde
is gescheiden. üithoofde dezelve hooger gelegen is, worden
liier geen waterplassen gevonden, maar bestaat zij slechts uit
drooge dampgaten, aan 'welker randen veel gesublimeerde zwavel
aangeslagen is.'
10. Kawa Kidang n°. 2 ligt aan de zuidwestelijke steile,
doch met bosschen bedekte helling van den Panggonan. Rookzuilen,
welke uit dezelve opstijgen, verheffan zieh tusschen
woiiden van eikenboomen, Podocarpus imbricata i) en Astronia
') Door de Javaiien Tjoinoro gelieetcii en ten onregte door Horsficld (t. a. p.)
^-oor eene Casuarina gehouden. De werkelijke Casuarina {montana mihi), welke van
den berg Lawoe af vvordt aangetroffen, heeten de Javanen insgelijks Tjomoro.
IG
„.a«, 1A» »-^V . <1 -t^ir
^ «
ili. Bp
i-
«
& Si
TT
lì
T