
f i
386
begrocid; — booiuvarens trcft mou in deze kloof reeds bovcn
Bedojo, op ecne hoogte van naauwelijks 1,200 voet aan, niettcgcnstaande
deze boomen, buiten de kloof, op deze hoogte te
vergeefs worden gezocht. Op eenc plaats beneden Andong wellen
de brennen der kaliKoening eensklaps uit openingen, welke met
rotsbrokken zijn omgeven, in den bodem der kloof op; boven
dit punt is de kloof grootendeels droog.
Dat dergelijke kloven, aan de oostzijde van den Merbaboc en
van den Merapi gelegen, geheel en al di-oog zijn, dat zulks
zelfs het geval is in die streken waardoor de groote weg heenloopt
en de helling reeds vlak geworden is, hebben wij reeds
bij de beschrijving van den Merbaboe vermeid. Uithoofde de
Merbaboe en de noordelijke zijde van den Merapi van wouden
ontbloot zijn, heeft zulks, wel is waar, eenen verminderden
aanvoer van water ten gevolge. Ik heb echter aan de bovenhellingen,
boven de hoogte van 4,000 voet, vhetend water in
verscheidene kloven aangetroffen ; het gebrek aan water in de
benedenzonen moet waarschijnlijk, behalve aan het afleiden
van eenige beken tot het besproeijen van sawa's, mede worden
toegeschreven aan het bestaan dier puinlagen, waarin het water
onbemerkbaar wegvliet, längs onderaardsehe wegen verloopt en
eerst zeer laag in de vlakten, aan den voet des bergs gelegen,
weder te voorschijn komt.
4". Kloof van de kali Pabilamj, aan de westzijde. Uithoofde
de hevigheid van aile latere nitbarstingen zieh voornamelijk
heeft gerigtnaar de westzijde, naar de zijde vanKadoe,
naar welke zijde de slakken van den eruptie kegel vrij en steil
van den berg benedenwaarts rollen, zonder door een ringmuuiopgehouden
te zijn, kan men met grond aan deze zijde meer
dnidelijke sporen van verwoesting en van omkeeringen verwaehten
dan aan de andere zijden des bergs, en vindt men deze veronderslelling
ook in der daad bewaarheid ; onder de aan deze zijde
hggende hoofddorpen, is Moentilang (alwaar een Contrôleur zijn
verblijf houdt) het naast aan den voet des bergs gelegen.
De helling, waarop aan deze zijde zand- en stcenbrokken tei'
•liooglc van vole hondecd voet op elkandcr g(;slapel(l liggen,
m
387
wordt door de kloven (djoerang) der beken (kali) Pabilang,
Semobo, Simpingen Belongkeng diep doorgroefd; veranderingen
in de gedaante der berghellingen, zoo als: het instorten van
steile wanden, het aanslibben van nieuwe puin-massa's, het
afvoeren van verbazend groote rotsblokken, verscheidene mijlen
ver. tot beneden in de vlakte, enz, hebben hier, na het vallen van
regen, bijna dagelijks plaats.
Gelijk alle erosie-kloven in het benedengedeelte der helling
van den Merapi zieh onderseheiden door eene breede grondvlakte
en door loodregte met een scherpen rand voorziene
wanden, zoodat het kanaal, dwarsgenomen, veel overeenkomst
met een vierkant heeft, — ditzelfde merkt men alhier op, waar
de weg van Moentilang op den tusschenzadel door verseheidenc
dergelijke kloven voert. Woester en wilder dan de kloof der
Pabilang wordt hier geene enkele aangetroffen en vooral is zulks
het geval ter plaatse waar de kloof Apoe zieh met haar vereenigt.
Te dier plaatse verheffen zieh de wanden 100,ja, vele
honderd voet hoog, — niettegenstaande zij sleehts uit zand
enrolsteenen, met groote rotsbrokken vermengd, gevormdzijn;
zij zijn volkomen dor en kaal en zoo los op elkander gestapeld,
dat de reiziger onophoudelijk vreest het puin te zien nederstorten
en begraven te zullen worden in deze afgronden, op
welker bodem millioenen steenbrokken in de wildste verwarring
Over elkander heengeworpen zijn. Tusschen deze puinbrokken
heeft de schuimende beek hare bedding gevormd,die
gedurig van plaats verändert.
Invele gedeelten dezer groote kanalen vormen demyriaden
van steenbrokken lange rijen, en men ontwaart duidelijk,
dat zij hij de uitharsting in stroomen, terwijl de
eene steenblok den anderen voortduwde, naar beneden zijn
gesehoven. Nergens op Java doen zieh deze uit puinbrokken
van lava gevormde stroomen, zoowel wat betreft de wijze van
hun oijtstaan als die waarop zij in beweging werden gebragt,
zoo duidelijk aan het oog voor als te dezer plaatse. Het zijn
geene lava-massa's, die bij het Stollen schem-den, maar werkelijk
enkele, van het tijdsüp hunner vonning afzonderlijke sLukkev,
• • 'M[.
' ' 'H
' r >
!
liir' • ••