
tänrn
10
m
vindt men bohalve deze steensoorten nog Mclaphier, Sijenietporphyr
(eene gebeelc keten), •—• Groensteen, met vele groote
kristallen van diallag (diallag-porphyr), en eene Gahbro-achtige
steensoort^ welke allen uit min of meer breede spleten te voorschijn
gekomen zijn. Men ziet dikwijis duidelijk dien zandsteen
door Gabbro doorbroken, welke in Zuid-Bantam, b. v. bij Tjisibie,
Tjimadhoer, zoo menigvuldig voorkomt en (benevens plast:
klei, schieferklei en bovenop met eene zeer düike laag helder
gelen, harden, digten, koraalrijken kalk) een lid is van eene
formatie-groep, in Avelke ik nu reeds 75, tusschen SenlOvoet
dikke steenkqlenlagen aangewezen heb en waaraan ijzerkies en
klei-ijzersteen niet ontbreekt.
(Ik herinner hier ook aan het bestaan van Sijeniet in den
krater van den Kloet).
HALIMON. O
Ook in het zuiden van deze centraalketen verheft zieh een
berg en al möge hij niet door eenen krater doorbroken zijn, hij
is toch kegelvormig (en trachietisch?) en na den Salalt dehoogste
dezer Streek. Velgens den heer Hasskarl, die dezen berg beklommen
heeft, is hij SOOO' hoog. Hij wordt gepeild in het
noorden van Palaboean Ratoe (Wijnkoopsbaai), i) waarmenhem
G. Hahmonnoemt; oosterlengte omstreeks 106° 20'. Zijneverbazend
zware ribben (waarvan ik er verscheidene overgeklommen
heb), bestaan uit tracliiet en dalen steil naar de noordelijke kust
van de baai af, welke op de meeste plaatsen als een steüe rotswand
aan de zee grenst.
Vele dezer ribben, eer dat zij onder de oppervlakte der zee
voor het oog verdwijnen, rijzen op verscheidene punten weder
omhoog en vormen verhevenheden, waarvan eenige b. v. de G.
Pangellesseran (1000' hoog) belangrijk genoeg zijn, om als kleine
kegelbergen aangemerkt te kunnen worden.
PERWAKTI. O
Eene tweede en kleinere top der keten, nader bij denSalak
gelegen en wel W. Z. westwaarts van dezen, is de Perwakti en
een derde nog kleinere de G. Oendoet Z. westwaarts van den
vorigen; andere toppen van eenige beteekenis worden in den
omtrek van den G. Salak niet gevonden. i)
5. SALAK. O en ®
A. Topographisch overzigt.
Deze berg verheft zieh met eene zeer zachte helling ten Z. W.
van Buitenzorg.
Br.6"45'. L. 106° 46'.
Hoogteboven de zee 6760' (de hoogste top Gajak).
Tot over de 2000 voet hoogte strekt zieh de aanbouw van
rijst in Sawa's uit; daarna ontwaart men (tot op eene hoogte
van 3500' door koffijtuinen afgewisseld) de oorspronkelijke wouden,
welker donker groen nu alles, zelfs de steilste toppen,
overdekt.
Op het eerste gezigt namelijk schijnt de kruin van den Salak
uit verscheidene bergen te bestaan. Onder dezen onderscheidt
men er bijzonder diñe: den Salak, den Gajak en den Tjiapoes, die
in eenen driehoek tegeil elkander geplaatst, als hooge bergzuilen
of pieken verre boven het land uitsteken, maar clieniets anders
zijn dan hoogere punten van eene en dezelfde bijna kringvormige
bergnok, namelijk van den ouden kraterrand des vulkaans.
') Naauwkourigcr in het N. 6» W. van Aloen aloen (het midclen van zijncn top).
•) Ik heb al deze gebergten meermalen bij het helderste weder, b. v. van den meer
dan 9000' hoogen spits van den Manellawangie en van den top van den Salak zelf
overzien. Ik heb mij weken lang in de Passangrahaus aan den Salak, zooals te Tjiboraijoet
aan de oostzijde en te Tjitjadas aan de zuidzijde opgehouden, maar geenen
„m t. Gagak" fvolgens de kaart van Raffles) leeren kennen, welke op de mineval:
kaart van Horsfield zelfs als nog werkende krater aangewezen is. Heeft men misschien
een der vier punten van den ouden kraterwand van den Salak (Badak, Salak, Gajak
en Tjiapoes) die den naam van Gajak draagt, bedocld?