
ÜHk.^
'sii
150
voet van dit gebergte ophoopende, tot dat de gezwolleu beken
ze grootendeels >veder wegspoelden. i)
In de nabijheid Yan de Tjitjantellkloof daalt de vlakte sterker,
en daar yindt men ook de meeste steenheuvels in de lengte
uitgestrekt.
Ten einde een vast punt bij de beoordeelmg der heuvelmassa
te Yerkrijgen, heb ik gepoogd de grenzen van het uitbarstingsterrein,
zoo ver het van den voet des Galoenggoeng af nog
met steenhoopen bedekt is, te bepalen en op kaart te brengen,
en heb daarvoor eene oppervlakte verkregen van 45 vierk. palen
(een paal is 4800' rijnl.) De regtlijnige afstand bedraagt volgens
die opname: van den krater oostwaarts tot de Tjitandoi 4 palen,
tot de Tjitjantell 8 palen en tot waar de laatste heuvelen hggen,
(namelijk 2400' aan gene zijde van de Tjiwoelan) 10 palen.
Gemiddeld kan men aannemen dat elke heuvel kegelvormig
is en eene hoogte van 40' en aan de basis eenen diameter heeft
van 100'. De kubiekinhoud bedraagt dus 104.640' kub. Nu staan
er op elke 1000' in 't vierkantminstens 5, hoogstens 25, gemiddeld
15 zulke heuvels; bijgevolg 345 op eUte vierk. paal
(à 23,040,000 • ' ) • Dit geeft dus voor de 45 palen, waarop
wij de vlakte begroot hebben, eene som van 15,525 heuvels of
steenbergen, gezamenlijk eenen kub. inhoud. hebbende van
1624,536,000'. Stellen wij nu dat, de een door denan-der,de
de steenklompen slechts 2' hoogte, breedte en lengte hebben,
dan ki-ijgen wij voor elken heuvel 13,080 zulke brokken : dus
moet de vuurberg, behalve de slib, meer dan 203 millioenen
dergelijke steenen hebben uitgebraakt.
De oppervlakte die in 1822 tot op eene gemiddelde hoogte
van 30' met slib bedekt werd, bedraagt naar eene waarschijnlijke
begrooting 10 kwadraatpalen, en de uitgeworpen slib bijgevolg
6912 millioenen kubiekvoet, waarin echter véle steenen liggen.
Men herinnere zieh, dat de Goentoer, den Januarij 1843
bij eene kleine aschuitbarsting 330 milhoenen centenaars en de
') Vele deelen der vlakte werden ook door overstrooming en wegspoeling weder
van den graauwen moddor geznivevd, die slechts o p d e g e h e e l vlakke plaatseu in
aanzicnlijkc dikte üggcn bleef.
Toniboro, in de maand April 1815, volgens waarschijnlijkheid
9,036,193 millioen kub. voet asch uitwierp, waaruit 370 bergen
ZOO groot als de Goentoer (à 25000 millioen kub. voet) zamengesteld
zouden kunnen worden; nu zou met den modder des
Galoenggoeng, die was blijven liggen, nog geen derde van zulk
eenen berg en met de steenen naauwelijks 1/24 deel kunnen gevormd
worden. Verder bedroeg de lava, die in het jaar 1783
op IJsland uitstroomde, 18714240 millioen kub. voet, zóodat
de uitgeworpene massa van den Galoenggoeng hiermede veigeleken,
zieh slechts zeer klein voordoet en het begi-ijpelijkwordt,
dat de buitenwand des bergs alleen reeds voldoende geweest
is, de stof tot deze steenhoopen te leveren.
Toedragt der gebeurtenis. De groote afstand waarop deze
rotsbrokken in de slechts weinig hellende vlakte vooruit geschoven
zijn, bij de uitbarsting van 1822 regtlijnig tot op een' afstand
van ten hoogste vier palen tot aan deze zijde van Indihiang, —•
en bij de oudere uitbarsting meer dan 10 palen ver, tot beoosten
de Tjiloeman, heeft veel overeenliomst met bergverschuivingen
of bergverzettingen, die ook somwijlen door de
zwaarte der nog volgende en daarop drukkende massa's, tot
ver in de vlakte voortgeschoven worden, (zoo als in de maand
Julij 1843 op den grooten weg zuidwaarts van den berg Missigiet,
plaats greep. 1)
Wanneer men eenen of eenigen der afzonderlijke bergen,
die elk uit vele duizende steenbrokken bestaan, op zieh zelven
beschouwt, dan zou het ver vooruitdringen, het voortrollen der
hoekige rotsblokken waaruit zij zamengesteld zijn, in eene bijna
vlakke Streek, even zoo als het aanwezig zijn van de zoogenaamde
erratische blokken in het noordelijke Europa, onverklaarbaar
zijn, neemt men evenwel aan, dat zieh de geheele vlakte, het
geheele met puin bedekte land bewogen of verplaatst hebbe,
van den 3590' hoogen krater af, uit welken onophoudelijk op
elkander volgende Stoffen uitstroomden, zoo wordt deze zwarigheid
opgelost.
') Zie het 3dc Hoofdstuk der 2de Afdeelins;
s;
.1-1 •. i'