
•^Mäim ..Ii i
40R
aarclbeving gevoeld, welke, naar verliaald -wordt, in de rigting
van het oosten naar hct westen ging en zicli later achtticn maal
l)innen den lijd van 30 uren herhaalde. —• De hevigste scliokkea
werden gevoeld in den avond van den de aardkorst
verkreeg eene golvende beweging en hierop begon de uitbarsting
van den Merapi, die asch en gloeijende steenbrokken
al krakende uit zijnen krater voortslingerde; de kleinere
steenen, die tot op een grooten afstand werden voortgeworpen,
vielen als een digte regen van zand en gruis op de velden neder^
tervvijl het bovenste gedeelte des bergs met vuurstroomen
•werd bedekt; dit laatste gesehiedde in den nacht van den
29 op den 30 Junij, ten I1/2 ure. De asch vloog tot aan den Soembing,
50 miniiten ver en overtoog de daken te Magelan en te
Jogjakerta inet zulk eene helder grijze kleur als waren dezelve
met verseil gevallen sneeuw bedekt. -— Acht dorpen, aan de
vvestzijde des bergs gelegen, werden vernietigd, vier derzelven
door de gloeijende puinbrokken in brand gestoken, branden
vverkelijk af, terwijl de vier anderen onder de massa van zand en
steenbrokken werden hedolven; slechts twintig personen kwaincn
hierbij om het leven. — Te gelijkertijd had eene uitbarsting
plaats uit den Bromo, die ISO geographische minuten van daar
verwijderd en in Oost-Java gelegen is; hij veroorzaakte een
aschregen en liet herhaaldelijk een onderaardsch gelnid hooren ^
bijna twee maanden vroeger had de Galoenggoeng (van den 8"™
tot den 12"'™ October, 1822,) in West-Java groote verwoestingen
aangerigt.
Het nadeel, hetvvelk voor de aanplantingen van de nedergevallen
asch te vreezen was, werd voor een groot gedeelte afgewend,
dewijl nog tijdig overvloedige en aanhondende regens
nedervielen, welke van den 2''™ Januarij, 1823, in de residentien
Solo, Jogja en Kadoe in stroomen nedervielen en de asch,
welke opde bladeren lag, afspoelden, terwijl deberg nogvoortdnrend
dikke rookwolken braakte.
Op den S''''" en den 4''™ Januarij, werden te Solo nog sterke
aardbevingcn waargenomen; eene aanzienlijke hoeveelheid zand en
asch werd voortdnrend uit den krater uitgebraakt, die op den
407
o 'Ifii bedaarde, zoodat de gevlugte bewoners der hellingen het
weder waagden naar hunne dorpen terug te keeren.
De zonder eenige tusschenpoozingen, gedurende acht dagen,
namelijk, tot aan den lO-"™ Januarij, nedervallende regen, menigmaal
vergezeld van hevige stormen, rigtte echter in de zoo
evengenoemde residentien nog belangrijke schade aan; debeken
traden baiten hare oevers en zwollen op tot woedende stroomen,
vernielden de bruggen en sleepten niet slechts eene groote hoeveelheid
heeten modder, inaar insgelijks vele groote rotsbrokken
tot op verre afstanden mede in het vlakland.
Het verkeer tasschen de residentien Solo en Kadoe, over den
tusschenzadel heen, was volkomen afgebroken, geweidige
omkeeringen hadden plaats gegrepen; lang bestaande kloven
waren gevuld geworden, terwijl nieuwe kloven waren ontstaan.
Een aantal dorpen aan de noordoostelijke helling des bergs gelegen,
namelijk, Telaga leleh, liadong, Kadi sepi, Soemboer, Pentjar
parakang, Djoerang djerok en Tjitrang waren geheel en al ingesloten
en ontoegankelijk geworden, terwijl de hellingen eener
dalkloof, «Grimming» geheeten, welke men moest overtrekken
om de bovengemelde dorpen te bereiken, in loocbegte wanden
Maren herschapen en daarenboven de hitte der uitgeworpen
stoßen het naderen derzelven nog verscheidene dagen lang
belettede.
De hevigste werking had plaats aan de westelijke en zuidwestelijke
zijde des vulkaans. De beken Lamat, Pabilang en
Belongkeng zwollen, op den S'i™ Januarij (1823), tot eene buitengewone
hoogte op en met donderend geklots stortte de dampend
heete vloed van water, dat met zand en asch vermengd
tot modder geworden was, zieh door de diepe kloven nederwaarts,
eene groote menigte steenbrokken met zieh voerende.
Aan de westelijke helhng werd weder om «veel» vuur gezien.
De modder- en steenstroomen vulden niet slechts de ruimte
der kloven, maar ter plaaj;se waar scherpe bogten weiden
ontmoet, hoopten zieh de nederstroomende massa's op, verhieven
zij zieh ook boven den rand der kloven en veroorzaakten oversti'oorningen
tot in de nabijliggende dorpen, waardoor eenige