
Mili
i!:
3(5
o n d o o r x t ó n g b a a r w o a d , w a a r m e d e z e l l s d e s t c U s t e wanden van hc>oge
o f s ' ^ Woeid zijn. De ouderdom dezer vegetare dag eekent
van h aar 1597 enjieit derhalve voor de grootere jeugd der rotswantnllavastrooinvandenGedeh,
welke,md.^
rel^edeeldevermoedengegrondis, 151 jaren jongern^oeten ^n^
Daarentegen heeft de berg Lawoe de grootste overeenkomsl
J den G e d e h , xnet betrekkiag tot de .egetaüe en den graad
Z itbincüng'van zoodanige rots^assa's, cHe den ^ a er ^f
deplek, waamit de uitbarsting plaats greep ) T
"¿gen. Deze uitbarsting echter, die de geheele zmdehjke h ^
van den Lawoe verbnjzelde, gesehiedde slechts vier jaren late,
dan de bovengemelde van den Gedeh.
SeÍert deze groote mtbarsting van 1748, schijnt de vulkaan
tot 1840 geene gedaanteverwisselingen te hebben ondergaan, veri
s uitbarstingen van eenig belang niet onbekend zouden gebleven
zijn en de eruptie van 1761 slecbts eene germge aschbraking
was. De vegetatie ging das in deze 92 jaren ongehmderd
voort en groeide tot de hooger gemelde boschjes aan^
Ook de uitbarsting van November en December 1840 heetl
.eene wezenlijke veranderingen veroorzaakt. De hggmg en gedaante
van den kratermuur en van alie vaste rotsmassa s zyn
dezelfde gebleven; alleen de boschjes op de buitenzijde van
den kratermuur tot omtrent 300 voet beneden den rand, benevens
de plantengroei, die tot in den krater was doorgedrongen
ziin in de meeste streken gedood, d. i. door de btte die zieh
daar ontwikkelde, verdord. En alle deze streken (de hoogsten
van de buitenhelling) mitsgaders het binnenste van den Jvrater,
tot nabij Kendaug-badak nederwaarts, zijn verscheidene voeten
hoo- 0 bedekt geworden met feene versehe laag van vulkamsch
zand en van steengruis van zeer verschillende grootte, terwijl
slechts enlcele grootere blokken lava, die uitgeworpen werden,
den berg dieper af zijn gerold. Zelfs boven Kendang Badak staan
de boschjes meestal nog groen en o n b e s c h a d i g d en de vegetat.o
op Passir Halang heeft geen het minste letsel ondergaan.
.w
') Gemiililcia onitvcnt tweo voetcii.
Men ontwaart een belangrijk verschijnsel in het lengte-dai
beneden Kendang Badak, digt bij den N. W. voet van den
grooten lavastroom, ter plaatse waar zijn zijdelijk front naar
den Manellawangie toe gerigt is. De bosschen namelijk, waarmede
dit dal bedekt is, (bestaande uit boomen van 50 en
meer voeten hoogte), zijn streepsgewijze omvergeworpen en
vormen lange, tamelijk smalle strepen van stammen, die doorgaans
met den wortel uitgerukt, zelden boven den wortel afgeknakt
zijn, doch allen in eene van het centrum des kraters
afgewende rigting en wel parallel met elkander, (zoo wel de
boomen van clezelfde streep als de strepen onderling) horizontaal
nedergeveld zijn; slechts weinigen' zijn enkel gebogen en houden
zieh nog in eenen hoek van 45 graden staande. Dit verschijnsel
is aan het scherpziend oog van den beschrijvör der
eruptie niet ontgaani); met regt maakt hij daarvan gewag als
van een bewijs der hevigheid van de stormwinden, die de uitbarsting
in eene bepaalde rigting vergezeld hebben. Zeer goed
te begrijpen •— jammer maar, dat hij ons juist over het belangrijkste
punt, te weten de oorzaak dezer winden en de wijze
van hun ontstaan, in het onzekere laat. Dat zij van boven naar
beneden gewaaid hebben, blijkt uit de (zoo even aangewezene)
rigting der omvergeworpene boomen van het centrum afgewend.
Had de wind van beneden naar boven, of van buiten naar binnen
(naar den krater toe) gewaaid, zoo zou men hiervan gemakkelijk
de verklaring kunnen vinden in de verdunning der lucht
boven den krater, ten gevolge der groote hitte welke zieh uit
dezen ontwikkelde, waardoor de koudere, digtere lucht rondom
genoodzaakt werd aan te stroomen. Nu echter de rigting van
den vrind juist omgekeerd (van den ki'ater af of naar buiten)
was, zoo is de verklaring van zijn ontstaan door eene
verdunning der lucht door hitte enz. niet aannemelijk. Even weinig
voldoende is het aannemen eener zijd.waartsche drukldng op
de omliggende lucht-lagen door de damp- of rookzuil die uit den
krater oprees, hoe snel en geweidig men zieh zulks ook voorstelle;-
') Den Iiecr Hasskai'l.