
te
120
vormen. Hij is de hoogste berg der Preanger Regentschappeu
binnen die uitgestrektheid, die tusschen den Gedeh en den
Tjerimai, en de noord- en zuidkust ligt; zijne hoogte is 8645
Yoet. Er is geen krater aan dezen berg duidelijk meer te onderscheiden.
Eene meer uitvoerige beschrijving van denzelven
vindt men in de vijfde schets van liet hoofdstnk dezer
afdeeling. ITij vonnt den Z. westelijken hoek der keten, die in
het algemeen naar het N. 0. loopende, de Z. oostelijke grens van
het dal van Garoet uitmaakt en in welke in de rigting van het
Z.W. naar het N. 0. achter eUiander zieh de navolgende bergen
verheffen: Tjikorai Q — liratjak — Telaga-bodas $ —
Galoenggoeng 2) — Sidakling. :||:
18. TELAGA BODAS. $
Br. 7° 17>/2'. — L. 108° 17'. — H. 5220'.
A. Topographisch overzigt.
Ilet is een zA^ avel- of liever aluin-meer, eene oplossing van
zwavelznre klei-aarde in vi'ater, welks melkwitte kleur >) de
oogen verbündt en een schilderachtig contrast met de groene
oevers oplevert. Deze kleur is hären oórsprong verschuldigd
(even als de kleur der Kawa Patoeha, zie hier boven) aan den
weerschijn van een bezinksel, dat den bodem van het meer
bedekt, wit van kleur is en uit zuivere aluin-aarde bestaat, die
uit het .waLer is neergeploft en die gedroogd, een zeer fijn in
het v^'ater onoplosbaar poeder vormt. De omtrek van het meer
is bijna cirkelvormig, de doorsnede bedraagt 2000 voet en de
hoogte van zijnen Spiegel boven zee 5220 voet. De hgging in
de bergketen is reeds opgegeven. De oevers zijn in het N. W.,
Telaga: meer, - - bodas:wit.
») Bit stof wordt dikwijls door Javaansche gondsmeden tot hot polijsten gebezigd.
Men vindt in andere kraters Yan dit eiland ook kiezelzure aluin-aarde in grooto
hoeveellieid, die men ongetwijfeld tot het bereiden van porcelein en fayence zeer
Toortreffelijk zal bevinden, wanneer deze tak van kennis en industrie op Java eenmaal
zoo ver gevorderd zalwezen, dat men fabriekiverk van dien aard niet meer
uit Europa en China behoeft te ontbieden.
121
N. en N. 0. het steilste; het zijn de hooge, bosehrijke ki iuncn
van de bergketen zelve, die het däär omgeven en die op verscheidene
plaatsen bijna terrasvorrnig tot het meer nederdalen,
voornamelijk aan de noordzijde, waar het dooi' den steilen muur
van een vooruitspringend bergvlak vs'ordt begrensd; terwijl op
andere plaatsen slechts hier en daar geribde rotswanden tusschen
het groen der bosschen doorschemeren. Naar de tegenovergestelde
zijde toe worden de oevers al lager en lager en vormen
ten laatste een' slechts weinig verheven vlak-convexen rand, die
het meer bijna cirkelvormig omgeeft en aan het laagste gedeelte
in het zuiden door de beek Tjibodas doorsneden wordt, wellte
het overvloedige water van het meer afvoert en in hare bedding,
nog op verren afstand, hetzelfde witte bezinksel behoudt, dat
men op den geheelen bodem van het meer waarneernt. Zij stört
zieh uit in de Tjimanok.
Op talrijke plaatsen van zijnen hoogen N. W., N. enN. oostelijken
oever stijgen zwaveldampen op; ja hier en daar dringen
zij zelfs door het bekken van het meer en houden het in den
omtrek van zulke plaatsen verwarmde water in eene borrelende
beweging. Maar voornamelijk ziet men op eene plaats, noord
waarts van het middenpunt des meers, aan den voet van den
steilen bergwand en naauwelijks een paar sehreden boven
den Spiegel van het water, tusschen trachietbrokken eene aanzienlijke
opening, waaruit, als uit den mond van een schuins
opwaarts gerigt stuk geschut, eene dampzuil met-zulk eene
kracht uitstroomt, dat er een geraas door ontstaat, hetwelk op
verren afstand gehoord en met het brüisen der branding of het
störten van een' waterval vergeleken kan worden. Alle rotsen
in de nabijheid dezer opening zijn grootendeels vergaan, door
zwaveldampen verteerd en rondom de. opening met zwavelbloemen
bedekt. Ook aan den N. westelijken oever van het meer
bevinden zieh solfataren, terwijl aan den N. oostelijken oever,
waar de opstijgende dampen op vochtigen grond stooten, en
waar het van de bosehrijke hellingen der bergen afgeloopen
water in kleine beken naar het meer stroomt, het verschijnsel
van heete brennen en borrelende modderpoelen zieh voordoet.
Ilri) M'ii
''i
1 I
* t|
1'l