
) Ì
iji- :
"iti .
i l ,
' f i
nicum gcvormd wordt en waarschijnlijk liet oudstc boschje
varidezen aaixl is, dat op Java bestaat. — Gelijk een wit tapijt
glinstert het bladerengewelf van dit woud in de verte, — een
bekleedscl van mos bedekt, in het koele woud, alle stammen,
van welke velen de diktc eener dij bezitten, terwijl lichenen van
de verschillendste soort, voorzien met bontkleurige apothecien
oan alle twijgen groeijen en voeten lange üsneen van het loofgewelf
afliangen.
Viooltjes (Viola pilosa Bl.) — twee Plantago soorten, — Alchcmilla
villosa (mihi) en de slanke Campanula of Wahlenbergia
gracilis DC. (Alph.),i) zijn onder de kruidachtige planten (onder
welke van bijna alle Europesche geslachten er eenige representanten
worden aangetroffen), die, welke het menigvnldigst op
de grasvelden, of verstrooid tusschen het geboomte, de hoogere
zonen van den Merbaboe met hunne kleurenpracht versieren, —
terwijl op de grasvelden in de zone van 3 tot 5,000 voet (b. v.
i n d e nabijheid van Sólo),—Artemisia indica L., cene Linaria
en eene welriekende Melissa menigvuldig voorkomen.
De voortreffelijke groentesoorten, welke aldaar worden aangekweekt,
b. v. bij Sèlo, ter hoogte van 4,880'., aan de zuidclijke
helling, •— de tarwevelden, die men bij Toempak aan de
zuid-zuidoostelijke heUing gewaar wordt, — de bedden van
Perzische en Europesche rozen, — de lanen van perzikboomen,—
het bladcrlooze uiterlijke van alle heUingen in het rond, benevens
de grazende koeijen in de weidevelden, waarin zclfs de
Agaricus campestris L. niet ontbreekt! — dit alles draagt het
zijne bij, om aan deze plantennatuur eene meer noordsche
uitdrukking bij te zetten.
Bevindt men zieh op het buitenplaatsje Sélo, dat in eene
bogt tusschen de met gras bedekte hellingen van den Merbaboe
is gebouwd, welke zieh daar steil verheffen, — slaat men van
daar het oog over de moestuinen, vanwaar een welriekende
geur uit duizenden van veelkleurige planten opstijgt, en over
0 Campanula gracilis Forst. Do Campanula gracilis Bl. ex herb. Roinwariltii
(Wahlenbergia gracilis Alph. DC.) verschilt niet van deze soort.
3 G 1
den vlakken, eenigzins boogsgewijs loopenden tusschenrug naar
den tegenover liggenden Merapi, ontwaart men de geelkleurige
stroohutten der Javasche dorpen, half verholen tusschen
boschjes van vruchtboomen,—welke frisch van kleur zijn, een digt
geweif van ronde bladeren hebben, maar siechts laag (ter hoogte
van ongeveer 25 ) groeijen en verstoken zijn van die reusachtige
planten der keerkringslanden, zoo als palmen, — pisang, — dan
waant men zieh in Zuidelijk-Europa verplaatst, en meent men een
Italiaansch dorpje, tusschen oranje- of olijfboomen verscholen,
voor zieh te zien. Inderdaad de gemiddelde jaarlijksche temperafuur
alhier en te Napels is ongeveer gelijk (=. 17« Celsius); even
als daar ziet men ook hier vulkanen en bemerkt men ter regterzijde
boven den tusschenrug den slakken-kegel van den Merapi,
die dreigend uit zijne rookwolken op dit kleine Eden nederziet'
Dergelijke bloemen en moestuinen vindt men op den Merbaboe,
behalve te Toempak, tMee palen noordoostwaarts van Sêlo (op
gelijke hoogte), — te Pantaran, ter hoogte van 3,900' aan de
oostelijke, — te Kopeng, in de zone van 4,000', aan de noordwestelijke,
— te Pakis, op eene hoogte van 2,860' aan de noordnoordwestelijke
en te Kaponang, op eene hoogte van 3,880',
aan de westnoordwestelijke helUng des vulkaans, — terwijl
enkele door inlanders aangelegde kool- en uijenvelden aan de
zuidzijde tot op eene hoogte van 7,800' en aan de noordzijde
tot op eene hoogte van 8,000' worden aangetroffen.
Overigens heeft de Merbaboe ten opzigte der daarop geteelde
veld- en tuingewassen zeer veel overeenkomst met den Soembing:,
behalve de theetuinen, welke op het noordwestelijkste voorland,
bij Lodoseboe, worden gevonden, zijn de benedengedeelten
der hellingen van dezen berg aan eenige zijden (b. v. aan
de zijde van Salatiga en aan die van Ampel) met koffijtuinen
bedekt. Het grootste gedeelte van de oppervlakte dezer lagere
Zonen is tot sawa's aangelegd, wier voortdurend smaller wordende
terrassen tot boven de zone van 3,500' opklimmen, waarop
drooge velden van rijst, maïs en keukeiigroenten volgen.
Zeer opmerkenswaardig is het voorkomen van eene groole
??2e«2:gfeboomvarcns, (Chnbophoraglauca Bl.), welke ter hoogte
24