
m
De sclierplioekige vorm van bijna alle brokken besvijst dal de
wrijving niet stcrk of niet lang van duur kan geweest zijn^zij
werden ook inderdaad gedeeltelijk gedragen, en door de slib
of len minste door dik modderig water, in eenen zwevenden
toestand geliouden. Dit wordt bevestigd zoowel door de berigten
der Javanen, als door de, in de steenlioopen van 1822 nog
voorhanden donker-graauwe aarde, die van deze slib overbleef
en de ruimten tusschen deze steenen grootendeels aanvulde. De
Javanen verklaren hurnie opeenstapeling tot henvelen op de volgende
wijze: wanneer de rotsbrokken van 2, 3 tot 5'diameter,
die door de modderstroomen medegevoerd werden, op een of
ander voorwerp dat in hunnen weg lag stuitten, b. v. op eenen
boomstronk of een' daar liggenden steen, dan hoopten zij
zieh op, nog anderen later door den stroom medegeVoerde steenen
stapelden zieh daarboven en groeiden zoo, door steeds
nieuwe toevoer, eindelijk tot hoopen en heuvelen aan: terwijl
het vloeibare gedeelte der uitgeworpen massa, de slib,metmtzondering
van die welke tusschen de steenbrokken besloten of
in de holligheden des bodems, of op de geheel vlakke plaatsen
liggen bleef, längs beide zijden der steenhoopen wegvloeide
en zieh verwijderde. Aldus bleven na het afloopen der slib (die
dus even zoo hoog als deze heuvelen moet gestaan hebben)
vele duizenden nieuw ontstane, halfrond-kegelvormige, op zieh
zelf staande bergen achter, die even als molshoopen op de
vlakte rustten en voor het grootste gedeelte dezelfde hoogte en
grootte moesten verkrijgen, daar allen door dezelfde krachten
en onder gelijke omstandigheden ontstonden.
Deze hoogte was evenwel beperkt en kon eene bepaalde grens
niet overschrijden, daar zij afhankelijk was van: 1. de grootte
der rotsklompen; 2. de hoogte van het niveau des modderstrooms^
3. den graad van gebondenheid der slib en de hoeveelheid vaste
stof (asch) daarin voorhanden; 4. den hoek van helhng (verval)
der vlakte en de daarvan afhangende snelheid van den stroom
der bewogen massa. (Zoo is dan ook hunne hoogte gemiddeld
40 voet en overtreft nimmer de 100.)
Niettemin, blijft de regelmatige vorm van len minste dric
•II
' S - '
ko^MOV-dv