
boorn^ welke op de wijze eens teinpels met muurwerk is omringd.
Rondom den stam zijn teerlingvormige steenen van trachiet
lava, overeenkomende met die, welke overal in het rond
gevonden worden, op elkander geplaatst en met kunstig versierde
randen en uitgebeitelde kleine beeiden voorzien, zoodat de stam
zieh in het midden van de steenen bevindt, die denzelven zeer
naauw omsluiten. Een gedeelte van dezen piraiuidalen tempel is
ingestort; de top van den boom is nog groen, hoewel de stam
op enkele plaatsen begint te vermolmen. De stam heeft echter
slechts eene middellijn van 3 voet en de hoogte van den boom
bedraagt ongeveer 90 voet.
De berigten, welke men omtrent den ouderdom der bouwvallen
kan inwinnen, bevatten weinige zekerheid. Te oordeelen
naar derzelver gelaatstrekken, de wijze van bewerking, dan bezitten
al de uit steen vervaardigde beeiden, die aldaar worden
aangetroffen, eene groote overeenkomst met die, welke te Soekoe,
aan de westelijke helling van dezen berg, doch 500 voet lager
worden gevonden (op eene hoogte van 3,700 voet). De physiognomie
der beeiden komt overeen met de Javasche gelaatstrekken
enis onregelmatig; de ligchaamsvormen zijn zonder verhouding,
zonder regelmaat en monsterachtig. Teerlingvormige gehouwen
steenen, altaren, beeiden, basreliefs, welke op beide plaatsen
worden gevonden, alles daidt aan, dat hun oorsprong tot hetzelfde
tijdperk opklimt. üit het onderzoek van Javasche kronijken
schijnt te blijken, dat Soekoe en Tjeto in hetjaar 1330 werden
gesticht. Een prins van het voormalig magtige, maar reeds sedert
lang ten ondergegane rijk Modjopait kreeg twist met zijnen
regerenden broeder, trok in het geborgte, alwaar hij als kluizenaar
geleefd en gindsche tempels moet gebouwd hebben. Zoo
veel is zeker, dat zij, even als Pambranan en Boro boedoer, vöör
het jaar 1400 gesticht zijn geworden, dewijl kort na 1400 de
Mahomedaansche godsdienst op Java werd ingevoerd. De teerlingvormige
steenen, in welker midden bovenvermelde boom staat, sluiten
den stam zoo naauw in, dat men bijna tot de veronderstelling
zou overhellen ^ dat zij in dier voege om den stam zijn gebouwd
geworden, tijdens deze, derhalve vöör 500 jaren, — reeds
437
bestond! — Waarschijnlijker is het, — hoewel niet minder
merkwaardig, — dat de boom wortelen schoot in den bodem
des tempels, juist in het midden opwies, den top des piramidevormigen
koepels verbrijzelde en zieh vervolgens (opwassende)
boven denzelven verhief, terwijl de tempel thans aan het benedengedeelte
van den boomstam tot koker dient.
Op een 5''" terras treft men weder een altaar aan, overeenkomende
met datgene, hetwelk men op het derde terras
vindt; dit echter heeft een grooteren omvang, hoewel het oogenschijnlijk
lager is, dewijl het bovenste gedeelte is ingestort.
Tien trappen opgaande, komt men aan een terras van geringen
omvang, waarop verscheidene standbeeiden worden aangetroffen,
welke met mos en lichenes zijn bedekt en even als
al het omringende welig met gras en struikgewas zijn begroeid.
Nogmaals 15 trappen opklimmende, welker leuningen terwederzijde
met gehouwen beeiden versierd zijn en vervolgens eenen
trap afgaande, komt men aan een terras, waarop slechts een
standbeeld staat, maar waarop eenige zeer groote rotsbloltken voorkomen,
wier gladgemaakte zijden geheel en al met figuren
bedekt zijn, die zeer kunstig in half verheven beeidwerk zijn
bearbeid, doch allen met mos zijn bedekt; nu nog eenige trappen
op en afgaande, komt men. aan een 8''" terras, dat een geringen
omvang heeft, slechts een 30 tal voeten breed en even veel
voet lang is, en welks beeiden volkomen in het struikgewas
verholen hggen. AI deze terrassen zijn met een verheven rand,
uit teerlingvormig gehouwen steenen vervaardigd, voorzien; de
toegang van het eene terras tot het andere wordt daargesteld
door smalle trappen, die ter naauwernood eene breedte hebben
van 3 voet en waarvan elke trede insgelijks uit teerlingvormig
gehouwen steenen bestaat. Dit terras is het laatste en ligt
tevens het hoogste; van deze plaats eenige trappen op en anderen
vervolgens weder afklimmende, komt men op het hoogst
gelegen gedeelte van den zacht glooijenden bergrug, hetwelk,
hoezeer niet in terrassen herschapen, echter vlak gemaakt is.
Deze Streek is met hooge en oude Casuarina-boomen begroeid,
die zieh verstrooid op den grasbodem verheffen. Zij vormt f ' l l
l'il