
• i) ••
394
büvenste gedeelte, de spits van eencri zijwaarts algcbroken lavastroom
uit, welke zieh naar beneden verbreedt en ais eene korst
op de helling des bergs ligt.
2o. De oostelijk gelegen aschvlakte-^ deze is duidelijk het
overblijfsel van een voormaligen kraterbodem en bestaat uit
beider grijs geklenrde aseh, welke rnet eene barde korst is overtogen.
Deze korst (door vermenging der asch met regenwater
en latcre opdrooging — of door de uitwerking van lieete dampen,
welke raet de oppervlak te in aanraking kwamen en aan dezelve
zekere bestanddeelen mededeelden, — ontstaan?) beeft ongeveei'
eene dikte van 1 duim, breekt onder den voet in seberven,
waaronder het stoffige, fijne gedeelte der asch te voorschijn
komt i). Het regenwater heeft tallooze glenven of gootjes in de
oppervlakte gegroefd, wier diepte van 2 duim, naar de middenoí'hoofdspleet
toe, tot 10 voet aangroeit; deze groeven loopen
meerendeels tamelijk evenwijdig, vorinen weinige bogten in
harén loop en doen zicb, in de verte gezien, ais donkergrijze
aderen aan het oog voor. — Eene groote menigte scherphoekige
en kantige blokken uit trachiet en verslakte, puntig-bobbelige
lava wordt in de vlakte, het meest echter naar den voet des
kegels been en wel bijzonder in derzelver zuidelijke streken,
verstrooid aangetroffen, — terwijl dergelijke steenbrokken bij
duizenden met de asch zelve vermengd worden gevonden.
In het oostnoordoosten verbeft zieh boven deze ascbvlakte de
voormalige kratermuur, welke met eene geringe ronding van
het noordwesten naar het zuidoosten, vervolgens naar het zuidzuidoostén
en ten laatste naar het zuiden ombuigt, terwijl
dezelve aan de noordwestelijke zijde door een breeden wrongvormigen
aschrug wordt begrensd, welke eene hoogte bereikt
van 8,352 voet en aanvankelijk in eene zuidoostelijke, vervolgens
in eene zuidelijke rigting dalende, allengskens in de ascbvlakte
overgaat; deze vlakte is in het oost ten noorden van den
') Ik kan mij het ontstaan dezcr korst niet zeer duidelijk inaken; de ascli, welke
de kleinere vlakten, aan den ziiidwestlijken voet des kegels, bedekt, hlijft steeds
los on ligt ais stof.
395
eruptie kegel 8,000 voet lioog en daalt aan het züideüjke uit
emde onmiddellijk en zonder eenige afscheiding te vonnen in
de helhng des bergs benedenwaarts.
Deze aschvlakte is ten opzigte van den Merapi volkoraen
lietzelfde,hetwelkhet halfkringvormige plateau Aloen-aloen ten
opzigte des kraters van den Gede is. De voorinahge oostelnk
gelegen Merapi-muur maakt den overgang uit tussehen degewone
naauwe, volkomen kringvormige muren van dampende kraters
en gene oudere halfliringvormige bergnokken, welke somtijds
een verbazend grooten omtrek hebben en de buitenzijde der
eruptie kegels oraringen. Vele geologen noemen dezelve verheifmp
kraters. Op Java echter zijn de trapsgewijze overgangen
van de grootsten tot de kleinsten zoo menigvuldig, dat men
zelfs de grootsten dier oude ringmuren, b. v. de nok van den
Sedaratoe des Gede, _ den Panggerango krater (den halfkrmg
vormigen muur van den Panggerango en van den Seia) en den
enlelvormigen muur van den T^nggör, - hoegenaamd als n.ets
anders kan besehouwen dan als den voormaligen ring van uitbarstmgs
kraters, welke veronderstelling mede door hunne geologische
bouworde wordt bewezen, daar dezelve uit op elkander
geplaatste lava-beddingen en boven deze uit gruis-en zandlagen
bestaan. Wanneer na verloop van een paar duizend jaar de
eruptie kegel van den Merapi nog verder west^^aarts zal verplaatst
(zulks is zeer waarschijnlijk) en door nieuwe lava-stroomen
de openingen van den nieuwen ringmuur zullen opgevuld
zijn geworden, wanneer de oostelijke muur met wouden, oehik
ce aschvlakte met gras zal bedekt zijn, - dan is het tvLde
Aloen-aloen gevormd, hetwelk zieh alsdan siechts door zijn
geringeren omvang zal onderscheiden van datgene, hetwelk
voorkomt op den Gede, - of op het Garoe-gebergte, en dat
liet meest zal overeenkomen met de Oro-oro vlakte van den berg
Xawi, die reeds vöör eenige duizenden van jaren was voltooid
Naar mijne overtuiging worden op Java geene verhefiingsk
raters gevonden.
5°. De nieuwe zuidelijke kratermuur beschrijft ongeveer het
dertle gedeelte van een cirkcl en omvat den eriiptie kegel van