
•lUlM r ^ - s i i v
m
m
van den Daño zelven, bijna in het midden, waar ook tevens gassoorten
mede opstijgen, die cene reuli van zwavelwaterstofgaz
rondoni verspreiden.
PAJONG. O
De Pajong (ook Goenong Oedjong Koeloni) en een gedeelte
van denzelven G. Pannanjoan genaamd) is een 1450 par.voeten
hooge trachietberg zonder krater. Hij staat van alle andere vulk :
bergen door het neptunische diepland van zuid Bantam gescheiden,
geheel gei'soleerd en beslaat geheel de uiterste Z. W.
punt van het eiland, terwijl hij naar alle rigtingen in stralen
zacht afdaalt, waarom de Javanen hem den naam van G. Pajong
of Regenschermberg g-egeven hebben. De 200 tot 300 voet
hooge rotspilaren, op de toppen met bosschen bedekt, vpelke
zieh aan de westkust verheffena) tnsschen Oedjong Sanjiang
iroeng en Oed : Koelon, kunnen beschouvvd vv^orden als afgescheurde
gedeelten van zijnen voet, die steil in de zee afloopt.
Deze rotsen hebben de sedimentlagen doorbroken en verbrijzeld
en vormen gedeeltelijk, zoo als de Karang Rangkong, trachietnaalden,
aan beide zijden door veranderden zandsteen of hard
gebrande klei, als in eene schede (korst) ingesloten. hi eenige
dezer rotsen b. v. in de Karang Sanjiang Sira, zijn holen door
zwaluwen bewoond, wier eetbare nesten zelfs in deze schrikverwekkende
wildernis, een der meest woeste knstenvan Java,
aan de bespieding van den mensch niet ontgaan.
Eerst in mei 1846 gelukte het mij deze geheel onbeAVOonde
kust te bezoeken, wier ongastvrije klippen en rotspnnten, op
hare toppen (hooger dan de dorn van Straatsburg) met de
prachtigste bosschen begroeid, de eersten waren welke ik 12
jaren geleden van het schoone Java zag. s)
') Oecljong = hoek, Koelon — West.
=) Karang (rotseii) Pinang Kitjing. — K. Kalappa Boerrom. — K. Lawang. —
K. Assoppan. —K. Missigiet. — K. Rangkong. —K. Boerong ajam. —K. Goapondok.
— K. Sanjiang Sira enz.
Zio mijne Reis door Java Pag. 27.
m
BONGKOK. O
Dezen naam draagt het hoogste gedeelte van de bergketen
in de westelijke helft van Zuid Bantam. Zij hgt bijna m het
parallel van den Salak, en op 106° 10' oost. lengte van Greenwich.
Volgens mijne schatting bereikt zij hoogstens 4000' en heeft
mede den vorm van eenen zeer breeden, stompen kegelberg. In
deze niet zeer hooge bergstreken van de districten Lebak, Tjilangkahan
en Sadjira, waar, onder het geheimzimiige kleed
van onbewoonde oQrspronkelijke bosschen, niet te ontwarren
berg- en heuvelketens elkander doorkruisen, zijn de talrijke toppen
slechts gedeeltelijk van vullianischen steen, vanTrachiet,
Doleriet, terwijl benevens deze ook oudere eruptie-steenen
voorkomen, zoo als : Dioriet, Dioriet-lei (schiefer), ja ook Serpentin
met aders van asbest. Het is eerst sedert kort dat ik
deze Streek tot het voorwerp van mijn onderzoek gemaakt heb.
Naar het oosten nemen deze Sadjira 'sehe gebergten steeds in
hoogte toe; zij vormen met bosschen bedekte, 4000 voet? hooge,
breede kämmen en loopen tot aan den Salak door.
4. JASSINGA. O ^Br . 6.36 —L. 106.36.
Noordwaarts niet in, maar aan den noordvoet van deze centraal
keten is de berg Jassingauitgebroken. Dezelve is een breede
kegelvormige berg, hoogstens 2000 voet boven de oppervlakte
del' zee uitstekende, wiens trachietische steensoort en kratervormig
uitgeholde top eenen vroegeren, reeds lang uitgebluschten
vulkaan aanduidt.
In deze Streek, in de beekklooven aan den noordvoet van de
grensbergen tusschen Bantam en Buitenzorg, heeft men het
eerst enkele stuliken Graniet gevonden, welke steensoort overigens
op Java nergens voorkomt. Dit zal minder bevreemdend
zijn, wanneer men zieh de overige, door mij ontdekte en boven
vermelde, oudere plutonische en gang-gesteenten in de bergen
van West-Bantam herinnert. Oostwaarts van de Wijnkoops-baai
&
Í 'ti; :
M