
• .1- .
"in
1
M' ii
•p
.J
i '1 •
i !
' I ii
-it: f : i
r
t n ill
' 1
305
dergelijke uitstroomingen van lava liebben voortdurend plaals;
zij vloeijen längs den kegel heen en vullen dagelijks eilte oneffenheid
van het terrein me t nieuwe lava-s troomen, 1 ava-brokken en ascli;
dit zijn de nog werkzame en zieh voortdurend verder vormende
Vulkanen, zooals: de goenoeng Goentoer, deSlamat, de Seineroe
en de Lamongan. — 3". Of de kloven maken insnijdingen in
den hoogsten kraterrand, welke alsdan, — gelijk bij denSalakh,
den Pangerango (de noordelijkste kraterwand van den Manellawangie),
den Telerrep, den Merbaboe, den Merapi, den Lawoe
en den Tingger, — geenen onafgebroken ringmuur van gelijlte
hoogte vormt, maar zieh in vele Ideine spitsen verdeelt; deze
spitsen, door diepere tusschenruimten (het bovenste gedeelte der
lengte kloven) gescheiden, geven aan den kratermuur een gekerfd
en getand voorkomen. Is zulks het geval, dan mag men aannemen,
dat de vulkaankegel zijne oorspronkelijke gedaante heeft verloren,
en dat het gansche bovenste gedeelte (de hoogste koepel des
vulkaans) misschien reeds voor duizenden vanjaren(waarschijnlijk
door verbrokkeling naar binnen) is ingestort; dat derhalve de
berg vroeger veel hooger was en dat in den gekerfden muur siech ts
de rand eener dwarsche doorsnede moet gezien worden, welke
verre beneden den voormahgen top gelegen is; de meeste dezer
Vulkanen zijn uitgebluscht of hunne uitdooving nabij; slechts
een enkele is nog werkzaam (de Merapi) en ondergaat steeds
veranderingen. — 4o. Of de kloven maken niet slechts insnijdingen
in den bovensten rand, maar hare voren doorploegen den geheelen
top, scheiden deszelfs enkele deelen van elkander, die als op
zieh zelf staande juklien of kolommen, zonder eenige de minste
regelmaat, tusschen diepe afgronden verstrooid liggen, gelijk wij
opmerken bij den Boerangrang, den Malabar, den Dieng, den
Oengaran, den Wilis en anderen.
Deze bergen hebben ongetwijfeld nog veel gedachter veranderingen
ondergaan, dewijl zij zieh thans geheel verbrokkeld
en ingestort aan het oog vertoonen en misschien slechts als geringe
overblijfselen moeten beschouwd worden van voormalige,
veel hoogere kegels. Het grootste aantal van dergelijke vulkanen
is uitgebluscht, Een derzelven, de Ringgit,— dien wij zonder zijne
309
"'H
lava-stroomen en zonder de geschiedlvundige berigten nopens zijne
uitbarstingen niet voor een vülkaan zouden houden, —bezit volstrekt
geene regelmatigheid meer in de kloven en in de divergerende
ribben; hij is slechts een puinhoop, de rmne van een vulkaan.
Keeren wij thans tot den Soembing terug. Alvorens wij ons
op den top begeven, laat ons nog een blik op den voet des
bergs werpen. Voor zoo ver mij bekend is, worden geene warme
bronnen aan den voet of in de beneden zonen van dezen berg
gevonden 1). In de streken, welke aan den noordoostelijken-, oostnoordoostelijken
en noord-noordoostelijken voet van dezen-berg
gelegen zijn, op eene hoogte van 1,700 tot 1,800 voet, treft men
een ander zeer opmerkenswaardig verschijnsel aan, namelijk, eene
groote menigte op zieh zelve staande halfbolvormige heuvels, welke
zonder orde of zamenhangin de omstreken van Temangoeng, zoowel
aan de regter- als aan de linkerzijde van de rivier Progo in de rijstvelden
verstrooid liggen. De meeste dezer heuvels bereiken eene
hoogte van 30 ä 40 voet, velen zijn slechts voet hoog, terwijl
een paar derzelven een vijftigtal voeten hoog stijgt. De eenige
Spören van plantengroei, welke zij opleveren, bestaan in het
gras dat dezelve bedekt, met uitzondering van eenige weinigen
op wier afgeronde toppen, door Plumerien beschaduwd,
zieh de begraafplaatsen der omringende dorpen bevinden. Deze
heuvels waren eenmaal rijsthoopen (oppers), zoo werd mij door
de Javanen verhaald, welke door eene vertoornde godheid eensklaps
in steenhoopen en bergen werden veranderd. Hoe fabelachtig
deze overlevering ook möge klinken, hoe zeer zij ook
zoo geheel en al in den smaak der sprookachtige Javasche
geschiedverhalen möge zijn, zoo is het echter mogelijk, dat zij
volkomen juist is. •— Want elke heuvel bestaat uit niets anders
dan uit honderden van stukken lava-puin van alle mogelijke grootte,
welke, met aarde en zand vermengd, hier op een gestapeld
liggen, •— en men ontwaart, dat al deze heuvels door den Soembing
uitgeworpen massa's zijn, welke misschien juist opdien
, Ii
•) In het clerdc hoofdstuk der tw'eede afdeeling zullon wij alle warme bronnen
mianwkeurig opgcven en tevens aanwijzen tot welke vulkanen zij beliooren.
f . i- I