
BffSiili ÉÜ
i
Ir'-
i ti
i l i
488
vervvijtlei'dc bergloppen cn door de op nog grootcren afslaiid
liggcnde bcrgjukkeu vaii den Ngebcl, eenen verbazenden oaivang;
vooral strekt hij zieh van hct westen naar hat oostenuit
en wel in grootcre mate dan bij eenigen anderen gei'soleerd
staanden berg op Java wordt opgemcrkt.
Ver in liet verschiet herkent men van hier aan de eene zijde,
in het Westen 20° ten noorden, denLawoe, die zieh hoog boven
de wölken verheft; aan de andere zijde, in het oosten 10° ten
noorden, ontwaart men de zieh in de lengte nitstrekkende, getande
kruin van den Ardjoeno en in het oosten 10° ten zuiden den
niet minder breeden Keloet, achter welken ter regterzijde de
kegelspits van den Semeroe oprijst.
Toen wij dezen laatsten berg, welks top geheel vrij van
wölken was, met onze kijkers in oogensehonw namen, Steeg
eensklaps eene donkere, zaamgedrongene wölk van de helling
opwaarts, die in ¿¿n oogenblik door eene menigte anderen
werd gevolgd, zoodat in minder dan 15 sekonden eene rookznil
gevormd werd, welke eene grootere hoo^te bereikte dan
het zigtbare gedeelte van den berg. Van boven breidde zij zieh
ineen horizontale rigting naar alle zijdenuit, doch werd weldra
door het immer hooger stijgende wolkenmeer voor onze blikken
verborgen.
Bij de voorafgaande beschrijving voeg ik de volgende profielen:
Wilis, Ficjuur d. De noordelijke zijde, gezien van het eerste
poststation ten oosten van. Madioen. Het punt a ziet men in
het zuiden 30° ten oosten; h is de goenoeng Liman.
Wilis, Figuur2. De noordelijke zijde, gezien van Wilangang,
de grenspost tnsschen Madioen en Kediri. a g. Liman in het zuiden
S° ten oosten, — het punt b in heti zuiden 20° ten westen.
Van dit laatste punt vertoont zieh de zoom van den Ngebcl
nog 25 ä 30 graden verder.
Wilis, Figuur 3. De zuidwestelijke zijde van den g. Liman,
gezien van het poststation Patjö (in Kediri); het punt '] wordt men
in het zuiden 40° ten westen gewaar.
Wilis, Figmir 4. De oostelijke zijde, gezien uit het residentichuis
in Kediri.
489
Het punt 12, de zuidelijkste top ziet men in het zuiden
76° 42' ten westen.
» »13 in het zuiden 87° 50' ten westen
» »14 in het noorden 86° 21'ten westen
Goenoeng
Liman.
B. Uitbarstingen.
Geene uitbarstingen van den Wilis zijn bekend.
C. Reizigers, die dezen berg hebben bezoeht, zijn niet
ter mijner kennis gekomen.
D. Gedaantev er ander ingen.
De veeljarige wouden, welke het gansche gebergte bedekken,
de dikke laag van vruchtbare aarde, welke, alle rotsen verbergt,
duiden aan, dat deze berg sedert vele menschenlevens
geene uitbarstingen heeft geleden. Neemt men echter het
voorkomen in aanmerking dier dilike lagen van zand en
gruis (van trachitische hoedanigheid), Avelke den voet des bergs
omgeven en in de bedding zoo der kali Madioen als in die van
vele andere beken te voorschijn komen en waarvan velen in
brekzien zijn veranderd, welke de vastheid van het rotsgesteente
hebben verkregen; geeft men verder acht op de nog bestaande
Sporen van vulkanische werking (de warme brennen, zoo rijk
aan koolzuur, welke aan den voet des bergs, in de nabijheid
van Pradjan, worden aangetroffen, wijders de ontwikkeling van
koolzuur in de kali Bedali, de heete zoutbronnen en de nog
werkzame kleine solfatara's nabij de kali Pandoesan, benevens
het aan wezig zijn van vergane trachietmassa's, die met zwaveL
deelen doortrokken zijn en op het hoogste juk van het gebergte
gevonden worden), zoo moet men echter noodzakelijk aannernen,
dat ook de Wilis vroeger een vulkaan is geweest en
uitbarstingen heeft ondergaan. Waar echter de krater gelegen
was, is, naar de tegenwoordige gedaante van den berg te oordeelen,
moeijelijk te beslissen. Wel is waar, schijnt de afgrond,
32
! a