
f f
r- #
i
226
Batoer en n. w. waarts van liet zoogenaamde Doodendal (Pakaraman),
ongeveer 500 voet hooger dan de kawa Segorowedi,
welke zieh in gelijke rigting tot den Pakaraman bevindt. De
hoogte bovende zee is 6240 voet. Het gebergte, hetwelk dit
meer omsluit., heet Doenggangan; hoewel deze Streek,, eyen als
de vroeger genoemde bergen Ptarangan eu/Boedak — beide
meer w. waarts en buiten het eigenlijk gezegde Di-eng gebergte
gelegen zijn en ah het oostelijkste gedeelte van de bergketen
moeten beschouwd worden, die zieh onafgebroken van den
piek Slamat tot aan den g. Paggar kentang (van het Di-eng
gebergte) uitstrekt, zoo vertoont dezelve-zieh toch als onmiddeüijk
met den g. Di-eng aan een geschakeld en levert zulk
een aantal vulkanische versehijnselen op — als: het meer
Dringo, —^ de solfatara Segorowedi, — het Doodendal, —
dat de beschi-ijving daarvan het geredelijkst (gelijk wij thans
doen), bij die van het Di-eng geborgte gevoegd mag worden.
Het meer ontleent zijnen naam van de kalmoes, dringo,
waarmede hetzelve, met uitzondering van eene in het midden
gelegen piek, welke eene doorsnede, van omtrent SOO voet
heeft, geheel en al is bedekt. De doorsnede van de geheele
kom, die bijna cirkelvormig is, bedraagt ongeveer 2000 voet.
De oever van het meer stijgt met eene zackte glooijing opwaarts,
omtrent 200' hoog;aandez. zijde vindt men in dezelve
eene spieet van geringe breedte, waardoor een beekje vliet. Het
geboomte van een welig groeijend woud bedekt allerwege deze
helling en omgeeft, als eene borstwering, het liefelijke kalmoesmeer,
hetwelk de wilde eenden, die hier bij honderden nestelen,
tot hoofdverblijf hebben gekozen.
3°. Telaga Leri-, bij de beschrijving der warme brennen zullen
wij hierop, onder N°. VII, terug komen.
4°. Telaga Weurdodo-^ dit meer, dat wij vroeger reeds (zie
4) hebben leeren kennen, en de telaga Mentjer zijn de grootste,
welke in het gebergte worden aangetroffen.
5°. Telaga Palikampang-, dit meer ligt op het plateau, is
van geringen omvang en uithoofde van den moerassigen oevcr
ontoegankelijk (zie boven onder N°. III).
227
6°. en Telaga Weurno en Pengilortg. Geheel door bergen
omringd, liggen beide in hetzelfde dal en zijn sleehts door eene
vlakke, moerassige Streek grond van elkander gescheiden, waarop
zieh nog een plekje met boomgewas bedekt, als wäre het een
eiland, verheft. Reeds vroeger hebben wij vermeld, dat beide meren
sleehts door eene smalle landtong van het plateau Di-eng zijn
gescheiden; deze landtong is een zij tak van den bergrug van Di-eng ^)
en strekt tot noordelijke grens aan het meer Weurno. Meerzuidwaarts
en verder tussehen de bergmassa's van den g. Kendil
ligt het donkerbruin gekleurde meer Pengilong. De genoemde
landtong zet zieh ook ten oosten van het meer Weurno voort,
en vormt, tussehen het diepe dal Badak banteng ten oosten, en
het kleine meer ten westen, een rüg of kam, welke zöo smal
is, dat er ten naauwernood eene voldoende breedte overblijft voor
den weg, welke daarover loopt. Bijna rondom het meer heeft
de oever, van den zoom des waters tot aan den voet der omringende
bergen, eene breedte van 200 voet, welke uit een
moerassigen, maar welig met kalmoes en andere waterplanten
bewassen bodem bestaat. Blikt men van den oostelijken bergkam
in de diepte, dan ontwaart men, op geringen afstandvoor
zieh, het meer, in welks schoone appelgroene kleur zieh de
omringende bosschen helder afspiegelen. Aan het westelijk uiteinde,
waar het meer in breedte afneemt en met talrijke kleine
eilanden is bezaaid, neemt de heldere kleur zelfs eenen geelachtigen
tint aan, schoon afstekende tegen de donkergroene strook
van kalmoes, welke den oever als een band omzoomt. Geen
stormen brengen den eifen waterspiegel van dit meer in beweging;
sleehts wilde eenden, die rüstig daarheen zwemmen, maken
lange strepen op het stille watervlak. In den avond vooral levert
het meer een heerlijk schouwspel op, wanneer dezonnestralen,
door de opstijgende dampen gebroken, door de wouden, die
het meer aan de westzijde omringen, heenschemeren; dan blinkt
het met een heerlijk groen, gelijk de kleur der jonge pisang-
„Bergrug van l)i-eiig" willen wij dien langen en horizontaal voortloopentlen
bergrug noemen, die de onmiddellijke grens van het plateau, aan de oostzijde, uitmaakt
en op welken, achter den passangralian, verscheidene kleine tcmpels staan.
fi' '.
I V/ •(
Ii' i
f
.1 i
r[
? i I
I
t
i