
"-tiiflliflüliif
102
Niel verder gaunde, vermeen ik genoeg te hebben aangeduid
Olli de, aari eene van beide analysen te geven voorkeur minder
twijfelachtig te makeri.
Baiavia, den 14 Augustus 1845.
(was geteekend:) j. c. a. diederichs.
in den morgen van den JYovember 1843 omstreeks
ten 4^2 ure, hoorde men in de Regentschappen Bandong en
Garoet eenige hevige onderaardsche slagen, vergezeld van een
rollend geluid, en zag door deze slagen opmerkzaam gemaakt,
uit den krater van den Goentoer eene «gloeiende rookzuil»
opstijgen, welke, volgens het berigt van den beer Bosch, zieh
even zoo hoog boven den top van den berg scheen te verheffen als
deze boven zijnen voet, en welke dus ongeveer 4000 voet hoog
was. (Hieronder moet alleen dat gedeelte van de kolom verstaan
worden, 't welk gloeijend en alzoo zigtbaar was; de donliere,
niet verlichte massa's van de rookzuil Stegen zeker veel hooger
op). Zij werd ook nu, gelijk bij de vorige uitbarstingen door
«wit gloeijende bliksemstralen» en roodgloeijende.steenbrokken
doorkliefd, welke laatste als raketten omhoog vlogen en dan
Aveder loodregt nedervielen.
Dit alles (met het onderaardsche rollen en de hevige onderaardsche
slagen, welke van tijd tot tijd daar tusschen gehoord
werden) duurde tot omstreeks 10 uur en hield dus vijf uren
lang aan, eer het aanmerkelijk in kracht afnam en eer de slagen
zeldzamer werden. Eerst 4en 3 m'e 's namiddags hield het onderaardsche
geluid geheel op en het bruischen en woelen in
den krater zelven eerst ten 8 ure des avonds, als wanneer de
krater nog voortging, cUkke rook- en asch-kolommen uit te
dampen. Tot 7 uur (des morgens) was de uitbarsting te Garoet
zigtbaar, na chen tijd echter hulcle zieh de geheele berg in
dikke wölken van rook en asch, achter welke ook de naburige
streken van Passir Kiamis (Z. westwaarts van den vulkaan) verborgen
werden. Garoel, zell" evenwel bleef, even als bij de
103
vorige eruptie, van alien aschregen bevrijd, daar de wuid uit
het zuid oosten woei. i)
Volgens den heer Bosch heeft de berg ook nog den December
zeer sterk gerookt, en is de krater aan zijne oostzijde
1/3 grooter of breeder geworden, namelijk door eene afbrokkeling
van den kratermuur, che gedurende de eruptie schijnt te hebben
plaats gehad. Ook bepalen zich de rookwolken thans bij uitsluiting
tot dezen oosthoek, terwijl aan de overige kantenvan
den krater naauwelijks eenige damp is waar te nemen.
De aschregen, ten gevolge dezer eruptie, geschiedde op eenige
der hoofdplaatsen op de navolgende wijze:
PLAATSEN.
Rcgilijtiijic
afstarid vliu
den Viilltnim.
iijütiiig,
\Y;uirin dc
phlill.sGll
vniid(!iivul-
Itaan lifcen
Begin
Till! den
asuhiegcn.
Tolule verd[
iislei-in(i,
(Iniirdoor
vcroor/.aakt.
Eiiidc
vnii den
ascl) regen.
«iklo der
gevalleTie
asclilaag.
Malabar-Tjiparai. . 11 geog.tnin. w. 2 duini.
Penggalcngang. . . 2 0 » » l ' h >'
2 3 ,» » iN. w^ 7V'a mir. 9 tot 12
nur
laut iu
(leu
nacht.
1
4 7 . » W.N.W. 8 ' , , .
1 0 tot
U'/2 uur.
Idcin. '/-. »
6 7 )) Ji W.N.W. 1 2 .1 4 uur. 2 8tiee|).
8 8 » ,, N. W. 3 » 6 »
In alle streken ten 0. Z. 0. en N. van den vulkaan (Regentschap
Limbangan, Soekapoera en Soemadang) is in 't geheel
geene asch gevallen, zelfs niet te Trogon (volgens berigt van
den Regent van Bandong), ofschoon deze plaats digt aan den
voet des bergs ligt. Daarentegen werd het verschijnsel in alle
E n niet uit liet W. N. W. , zoo als iu de Javasche Courant van den 2deii December,
No. 96, staat. Ook heeft men daar verkeerdelijk den 26 November, als den
Hag der uilbareting opgegeveli.
E
«.it,,
1 4,
L ri
i« Ll
I I
f
1 . . ! 1
1 ^