
üi
m
336
afgcbrokeu top, welke steile wanden vormt, —is naar clekruiii
des bergs gerigt en herinnert aan de gedaante der zoo genaamde
verheffmgs kraters.
Beneden deze op zulk eene merkwaardige wijze gevormde
zuidoostelijke helling gaat de voet des vulkaans in een oneffen
hoogland over, dat, zieh zuidoostwaarts naar Salatiga (over Bawen
of Tangan tiega) verlengende, met den noordelijken voet van den
Merbaboe te zamenloopt en den dalketel van Ambarawa ten
noordoosten en ten oosten mede omsluit.
Tusschen den Oengaran en de plaats Bawen geheeten, verheft
zieh op dit zuidoostelijke voorland, bijna geheel op zieh
zelve staande en omgeven door vlakke gronden, eene heuvelmassa
(g. Tali soto), die, even als de iets hooger aan de helling
van den Oengaran gelegen tweehngkegels, — moet gevoegd
worden bij de trachietische voorgebergten der vulkanen, welke
Avij, nu eens meer dan eens minder volkomen gevormd, zoo
duidelijk bijna bij alle vulkanen op Java terugvinden.
Tusschen den zuidelijken en den zuidoostelijken voet van
den Oengaran en den noordelijken voet van het tot den
Merbaboe behoorende voorgebergte Andong en Telemojo, ligt,
ter hoogte van 1,400' boven de oppervlakte der zee, een vlakke
horizontale dalgrond, Avelke een rondachtigen vorm heeft, —
als een ketel van alle zijden door gebergten omgeven is, en namelijk
(behalve door de reeds opgenoemde bergen), ten westen
en ten zuidwesten door het Djamboe geborgte, ten noordoosten en
ten oosten door het hoogland van Salatiga, ten zuidoosten en
ten zuiden door het genoemde voorgebergte Andong begrensd
wordt. — Door den rijken toevloed van water naar de beken zou
deze dalgrond, — Ambarawa (op Java zoo beroemd door zijn fort
Willemi), — ongetwijfeld een meer moeten vormen, indienhet
water zieh niet een uitweg, noordoostwaarts in eene smalle rotskloof,
gebaand, en de kali Toen tang gevormd had; deze beek,
de eenige waterloozing van Ambarawa, verändert weldra hären
aard van plateau-stroom met moerassige oevers, gering verval,
cffen Spiegel, waarin de zwemmende Lotos (Nelumbium speciosum)
haar beeld verdubbelt, en vangt reeds op een geringen
337
afstand noordoostwaarts van de brug, op den weg naar Salatiga,
aan als bergstroom schuimend over rotsen heen tc bruisen en
menigvuldige kleine watervallen te vormen. üitgestrekte gedeelten
van den dalbodem van Ambarawa, vooral in het midden,
schijnen veenachtig te zijn en slechts eene hard geworden turfkorst
van 7 tot 20 en meer voeten dikte op de nog weeke
veenmassa te bezitten. In 1838 berstte op zekere plaats de
turfliorst, welke aldaar eene dikte van 7 ä 10 voet had en louter
uit dünne evenwijdig op elkander liggende lagen was zamengesteld,
ten gevolge van het doorbreken van den papachtigen
veengrond, met stukken van halfvergane boomstammen vermengd,
en zulks waarschijnlijk door hydrostatische drukking uit
hooger gelegen streken veroorzaakt. De uitbarsting, welke des
nachts in een met sawa's bedekt, volkomen horizontaal gelegen
gedeelte van den dalgrond plaats greep, ging met gedruisch vergezeld,
— en veroorzaakte de gelijkmatige ophefiing eener piek,
welke een diameter van 1,000 voet heeft, tot een uiterst stompen
kegel, uit welks middenpuiit, dat eene hoogte van 30 voet boven
de voormalig effene vlakte verkreeg en opengebersten was, de
veengrond uitvloeide. De loodregt afgebroken 7 voet dikke wanden
der kegelvormig opgeheven korst waren aan de verscliillende
kanten, even als bij kraters wordt opgemerkt, naar het middenpunt
gerigt. Op dit verschijnsel zoude men de theorie
der verhefifings kraters in het klein getrouwelijk hebben kunnen
toepassen, wäre de korst (hoewel slechts eene veerkrachtige
turfkorst!) ook niet uitmiddelpuntig naar alle zijden gebersten
en zelfs overdwars gescheurd geweest. — Zoowel de veengrond,
— de horizontale ligging van het geheele dal, — de
evenwijdige laagvorming der turfmassa's — het bestaan van
slechts een enkel uitloozingskanaal in eene enge kloof — als de
nog thans aanwezige moerassen in het zuidoostelijkste gedeelte
van het dal zijn zoo vele onloochenbare bewijzen voor de juistheid
der ondei'stelling, dat de dalgrond van Ambarawa vroeger met
water bedekt was.
De sawa's, welke dezen voormaligen meerbodem bedekken,
sl,eilen nog op tnenige plaats lict beeld van den voortijd dui-
I '
t' ; t r
L i: