
( ii r.
I
f
voet, terwijl die der kali Ello minder diep is. Beide beken loopen
bijna in eene evenwijdige rigting met elkander en scheiden den
middenrug van Magelan van den voet der Vulkanen, welke ter
wederzijde gelegen zijn; de zeer zacht oprijzende hellingen
dezer vulkanen zijn ter hoogte van 2500 á 5000 voet in rijstterrassen
herschapen, verder op met thee beplant, terwijl de
oorspronkelijke wouden bijna tot aan het hoogste gedeelte der
toppen zijn uitgeroeid.
In het midden van liadoe, vijf palen (á 4800 rijnl. voeten)
ten noorden der hoofdplaats Magelan, vindt men aan de westelijke
helling van den rüg, ter plaatse waar dezelve naar het bed
der kali Progo afdaalt, een merkwaardig voorbeeld eener
onderaardsche uitholling of splijting van den rotsgrond. In verscheidene
naast elkander gelegene ketels bruist de kali Bening
aldaar eensklaps uit den grond te voorschijn en vormt eene
beek, welke reeds aan hären oorsprong voor kleine schepen
bevaarbaar zou zijn, indien znlks niet door den sterken val van
het water werd verhinderd. Het water wordt met zoo veel geweld
naar buiten gedrongen, dat kleine steenen mede worden uitgeslingerd.
Deze bron, de grootste? op het eiland Java, is
SO voet boven de bedding der kali Progo en op den van
woudgeboomte ontblooten middenrug van Magelan gelegen;zijn
boven vlak, dat weinig hooger ligt dan deze bron, welke aan
zijne zijde ontspringt, kan onmogelijk zoo veel watet- zamen
doen vloeijen. Men moet derhalve aannemen, dat dit water,
hetwelk zoo helder is als kristal, op eene grootere hoogte, op
den Soembing, entspringt, längs een hevelvormig kanaal ander de
bedding der kali Progo heengeleid en ter aangeduider plaatse door
hydi-ostatische drukking boven den grond wordt uitgedreven. 2)
Behalve deze zijn mij nog vier andere plaatsen op Java bekend, alwaar groote
beken, uit rotsscheuren, uit den grond worden opgestuwd, namelijk: a. de beek
tji Tjappar , digt bij het dorp Lelles (Preanger Eegentschappen) ; b. aan den zuidelijken
voet van den Merapi, in de Woof van de kali Koening, de beek van denzelfden
naam; e. de bron Manti Kadja, bij Moga, aan den noordelijken voet van
den gofinong Slamat, en d. aan den zuidelijken voet van den Slamat, bij Serajoe.
De hoogst gelegen hoofdketel der bron ligt, volgens baromcter-metingen, even
boog als de vloer van het Eesidentshuis te Magelan ; naar deze bepaling zou het
279
Na dezen algemeenen Wik op de betrekkelijke ligging en de
wijze, waarop de vijf vulkanen onderling met elkander verbonden
zijn, tehebben geworpen, verlaten wij het schoone dal Kadoe, •—•
een dal, hetwelk hoezeer geheel vulkanisch echter eene der
meest en vroegst bevolkte provincien van Java is, even beroemd
door den rijkdom aan kokos-palmen, den uitvoer van oUe, den
voortreffelijken tabak en de paarden, welke het voorbrengt,
als hoogst merkwaardig door de prachtige bouwvallen, die geen
vulkaan geheel en al kon ter neder werpen of bedelven, al
togen eeuwen over derzelver met mos bedekte Itruinen heen, —
een dal, hetwelk elken Nederlander even zoo dierbaaris door de
gewigtige gebeurtenissen, waaraan het gedurende den oorlog op
Java ten schouvi^laats strekte en welke nog levendig in het
geheugen van zoo vele dapperen gegrifd staan, •— als merkwaardig
voor den natuuronderzoeker, uithoofde der belangrijke vulkanische
verschijnselen, die hetzelve oplevert. Tot op eene hoogte
van 4326' is de Sindoro met den Soembing verbonden, draagt
uit dien hoofde met dezen laatste met regt den naam der twee
gebroeders; nog juister zou het zijn deze bergen de vier gebroeders
te heeten, want een tusschenrug van gelijke hoogte verbindt
den Sindoro met de hoogste oostelijk gelegen nok van
den voormaligen vulkaan van Di-ehg, namelijk, met den goenong
Prahoe, en tusschen deze beide, namelijk, den goenong Prahoe
en den goenong Sindoro, verheft zieh op den tusschenrug het
overbhjfsel van een Vierden vulkaan, namelijk: de goenong
Telerrep.
Dezen naam geven de inlanders aan eene bergnok, die iets
meer dan een halven kring vormt en verder van den Prahoe
dan van den Sindoro verwijderd, zieh onmiddelijk aan den
noord-noordwestelijken voet van den laatstgenoemde aansluit.
De beide uiteinden van deze bergnok, welke eene geringere
hoogte hebben dan het middengedeelte, zijn naar het zuidderhalve
nwt mogelijk zijn eene waterleiding van deze bron naar de hoogst gelogen
gedeelten der stad daar te stellen, dewijl deze (bij Aloen-Aloen) 47' hooger dan het
Eesidentshuis liggen.
' f
i