
500
Wij voegeii hierbij nog de
etymologische verklariny en heteekenis der namen
van de vulkanen op Java,
oiidei' die nommers en in die volgorde ( van het westen naai"
het oosten gaande), zoo als zij in de tweede afdeeling van dit
werk voorkomen. (De namen, waarbij geene nommers staan, zijn
tnsschen de vulkanen in gelegen en met geene kraters voorzien.)
Wij zijn deze verklaring verschuldigd aan de vriendelijke hulp
van de Heeren Prof. Taco Roorda en J. A. Wilkens, welke
laatste daaromtrent het volgende aanmerkt: De inlanders op Java
komen in de etymologische verklaring der namen van bergen
en plaatsen zeer zelden overeen, omdat de beteekenis van vele
dier woorden verloren is geraakt en hoogst waarschijnlijk in
het liawi of Sanskrit opgespoord moet worden. In de volgende
lijst willen wij derhalve geenszins als stellig beweeren, dat de
namen uit die woorden, die wij daarbij opgegeven hebben, werkelijk
afgeleid zijn, —• maar wij willen alleen op gelijkklinkende
woorden oplettend maken en aandniden, waarait de namen met
waarschijnlijkheid zouden kunnen afgeleid worden. De verschillende
talen zijn aangewezen door m., s., j., k., skr.. Maleisch,
Sundasch, Javasch, Kawi, Sanskrit.
Goenoeng : (berg):
i . Poelo Rakata. (Piek op dit eiland.) — Poelo (m. j.) eiland, —
rékata of rakata (kw.) eene krab. — Misschien is het een
anagramma van kàtarah (skr.) gewoonlijk katala, een visch,
«Cyprinus calta» volgens Wilson.
Poelo Pana hita.n. Piek op dit eiland. — Poelo (m. j.)
eiland, — panah (j.), anak panah (m. s.) pijl, — hitam
(m.) zwart, — of misschien intan (m.) intén (s. j.)
diamant, — panah intan, diamanten pijl. Bij verkorting
Poelo Panitan.
'ih.Karang. — Karang (m. s. j.) klip, rif, rots. — Khara,
kharang (skr.) scherp, puntig.
3. Poelo sori.—Poelo(m.j.) eiland, -— sari (kw.) bloemjdus bloe-
¿m
501
meneiland — of poero (kw.), Staden sari (kw.) bloem, dus
bloemenstad. Ook is Poelosari de naam van een geneeskruid.
Pajoeng. — Pajoeng (m. s. j.) regen of zonnescherm.
Bongkok. — Bongkok (s.) bultig, gebogcheld, — (m-j-)
gebogen, krom van rüg.
k.Jassinga. — Singa (m. s. j.) leeuw, — jas, hoentoe hyas
voortanden.
Alimoen. — Alimoen (s.) mist, nevel, damp, wasem.
Perwakti. — Parwata (kw.) berg. (Den uitgang i, in het
Sanskrit te huis behoorende, vindt men ook dikwijls in
het Kawi.
5. Salak. — Salak (m. s. j.) de bekende vrucht van Salacia
edulis Gärtn. (Calamns Zalacca L.)
6. Panggerango. — Pangrenggo (j.) versiering, van ngrénggo,
versieren, van het grondwoord renggo, versiersel. —Ngrangoe
(j.) het mijmeren, — pangroengoe (j.) het gehoor.
Mandalawangi. — Mandala (kw.) geheel, omvang, —
(skr.) omtrek, cirkel, kontrei; — wangi (m.j.) welpekend,
— dus welriekende kreits. (Mandala-giri, d. i.
Mandala-berg, is in het Javasch de benaming van een
gordel, ZOO als door princessen en eene bruid gedragen
wordt). —• Volgens de mij gegeven verzekering der Soendanezen,
te Buitenzorg, zou Mandala in een ouder
Soendasch dialect berg beteekenen. Professor Taco Roorda
merkt hieromtrent echter het volgende aan; «Mandala is
zeker geen oorspronkelijk Soendasch woord: het is Sanskritsch
; en indien de Soendanezen verzekeren, dat het w oord
in een oud dialect berg beteekend heeft, dan kunnen
zij met dat oud dialect niets anders dan het oud-kawi
bedoelen, dat, zoo als bekend is, voi Sanskritsche woorden
is. En, indien zij zeggen, dat het oudtijds berg beteekend
heeft, dan zal dit wel geen anderen grond hebben,
dan dat Mandala-wangi de naam van een berg is.»
7. Gédé. — Gédé (j.) groot.
Goemoeroe. — Goeroe (j.) leeraar, — het afgeleide goemoeroe
beteekent alsdan: zieh als een leeraar aanstellen. —