
fil
II;
SV
Dh
verhclHiigs-zone (den buiteiirand van het plateau) ligt. Dàar
komt namclijk een merkwaardige bitumineuse kalksteen voor,
welke zieh, slechts door smalle tussehenldoven gescheiden, in
massa's die den vorm hebben van blokken, torens en teerlingen,
uit den bodem verlieft en bij het wrijven of verbrijzelen eene onaangename
renk verspreidt, che aan bergolie en teer herinnert.
Desteenmassa's bestaan afwisselend : — 1. uit eenen graauwen,
zeer vasten en zandigen kalk, — 2. uit eenen geelachtigen kalk,
(üe uit ongelijksoortige (bolvormige of bolvormig- in stralen
uitloopende) deelen te zamengesteld is, — 3. uit vaste kristalinische
(kalkspath-) massa's van eene stralige textuur, die eene
zwarte en zwart-bruine kleur hebben, — 4. uit dergelijke zwartbruine
massa's, die'geheel en al doortrokken zijn met buizen
in den vorm van lange, dünne bijen-cellen, — 5. tusschen de
vier vorigen in uit geheel verschillende dünne, uitnemend schilferige
(lamelleuse) lagen, veel op duiuie kalksinter-beddiiigen uit
waterbezinksel gelijkende. Alle deze vijf heterogene substantiën
komen voor in parallele lagen van 1/4 duim tot 3 voet dikte
tot één geheel zamengesmolten en zijn in eenige der 10 tot
25 voet hooge massa's (of brokstukten van het gebergte) horizontaal
geplaatst, in anderen loodregt, maar in de meesten
golvende, dikwijls zoo verwonderlijk gebogen, dat de ombuigingen
cirkelvormig gesloten schijnen; toch zijn alle deze lagen
steeds onderling parallel. Men gelooft hier afwisselende lagen
van verschillende soorten van koraal- en kalksinter-vormingen
te zien, die met bergolie (minjak latoeng) doortrokken werden.
Dit moet evenwel terstond bij de eerste vorming der afzonderhjke
lagen plaats gehad hebben, dewijl men zeer diltwijls tusschen
de bitumineuse, zwart-gekleurde lagen andere niet bitumineuse,
gewone (geelachtige) kalk en sinter-lagen aantreft.
De voortrap {het plateau) van Seiaga Herang ligt
binnenwaarts van dezen neptunischen verheffmgsrand en stijgt
met wijd uitgestrekte trappen zeer langzaam naar den voet van
den Tantoeban Prauw op. Hij is van het Z. naar het N. S à 6
palen breed en van het 0. naar het W, 15 à 20 palen lang en
licslnal in dcv.c ¡rcheelo uif.geslrektheid uil batiken van lava,
.t7
die weleer van den vulkaan afstroomende en tegen den verheffmgsrand
inhetnoorden stuitende, zieh hier noodzakelijk moesten
ophoopen. Deze lava is zwart-blaauw^, basaltisch, in horizontale
baiilten en platten afgescheiden, in grootere diepte meestal digt,
maar in hare bovenste lagen en voornamelijk naar de oppervlakte
toe poreus en met groote luchtblazen voorzien, die almede,
en wel parallel met de banken, in de lengte getrokken (horizontaal
uitgestrekt) zijn. Honderden voeten hoog ziet men aan
de wanden van vele kloven deze lavabanken op elkander liggen;
men ziet ze naar boven toe steeds poreuzer worden, terwijl zij
in eenen vlakken grond eindigen, die slechts daar waar hij ongelijk
of golvende is, in zijne diepten een weinig humus bevat, voor
't overige naakt te voorschijn komt en op de meeste plaatsen
bestrooid is met afgebrokene stukken dezer lava, van een duim
tot een voet dikte. Daarenboven is dit gesteente met ontelbare
gaatjes doorboord even als een zeef en slurpt al het regenwater
op, dat op de oppervlakte valt en dat vervolgens
spoorloos in het inwendige verdvdjnt. Dit groote plateau gelijkt
alzoo een koud geworden en «gestold lava-meer,» — wiens
rotsachtig-hobbelige oppervlakte nu dagreizen ver slechts met
allang-allang en klaga begroeid, op de meeste plaatsen onbewoond,
onbewoonbaar en bijna voor alle cultuur ongeschikt
is^ — eene rots- en graswoestenij, in welke de reiziger halve
dagreizen ver geen ander geluidhoort, dan den doifen weerklank
zijner voetstappen «rimbombo)), zoo bediiegelijk hol, dat hij
gelooft over een geweif te gaan.
Aan de watervallen, die van verscheidene als trappen eindigende
lava-banken afstorten, b. v. aan den Joeroek Agong in
den -vlakken dalgrond van de Tjiassam beneden de plaats, waar
zij door den neptunischen rand gebrokenis, of aan den Joeroek
Go-ong van dezelfde beek boven de doorbraak, — ziet men groote
gedeelten van dien zwart-blaauwen, bazaltischen steen ontbloot,
die aan de oppervlakte dikwjls in louter kleine, rhombische stukjes
van 1/4 tot één voet diameler verdeeld is. ') Door de Tjiassam-kloof
') „ Abe:esondert."
•fif
I
t'•ìirk t
aUi'
•tî
iï
il
:i iiI
«fi
f
il
M
fî <
i
: i