
Ii
Ii
m
148
berg al'stroorade. De sleenen van 1822 daarentegen zijn zeer
frisch van uiterlijk en ook op hunne oppervlakte nog niet ver^
weerd. Ook treft men op de door hen gevormde heuvels, als
ook op den moddergrond van 1822 slechts eene jonge plantengroei
aan (allanggras en klaga of jong struikgevi'as), terwijl op
de oude bergen steeds humus gevonden wordt, en, als ook de
wouden zelve reeds nedergeveld zijn, dan ten minste nog wortels
en stronken van groote boomen.
AI heefi de aarde der oude heuvels denzelfden oorsprong, zoo
is zij toeh door ontbinding en vei-menging met verrotte plantendeelen
zeer veranderd; de steensoorten van beiden zijn evenvi-el
volmaakt dezelfden, voornamelijk eene trachiet-soort met veel
veldspath, weioig hornblende, onverweerd en in scherphoekige
stukken voorkomende, die in grootte van een' halven tot 10 voet
afwisselen, hoewel de meesten uit blokken bestaan van 2 tot 5
. voet in doorsnede.
De eerste uitbarsting van den Galoenggoeng moet naar den
tweemaal zoo grooten afstand, dien even groote en zwarerotsmassa's
bereikten, te oordeelen, tweemaal heviger geweest zijn
en, wanneer de vlakte toen reeds bevolkt was, de bevolking
geheel vermeid hebben. ')
De uitbarsting van 1822 verspreidde hare rotsklompen slechts
Vs zoo ver; zij bereikten Tassik maleio niet, welks hutten
gedeeltelijk b. v. in het westelijk uiteinde der stad, tusschen
oude steenbergen gebouwd zijn en toch kwamen er 4000
menschen bij om. De m'eeste steenbergen van 1822 ontstonden
oostwaarts van den Galoenggoeng in de rigting van het dorp
Indihiang, in streken door welke thans de Tjimoeloe stroomt.
Nadat ik de berigten-in de Javasche Courant van 1822 en
1823 gelezen had, waarin een paar malen de uitdrukkingen
«brandende modder en ontvlamde zwaveb) voorkomen, hebik
het uitwerpingsterrein op vele plaatsen in 1837 en 1846 onder-
') Do gom,akkelijkhei(l waanneilo dozo zacht-hollende vlaktcn ondor water goect
kiinnen worden, en alzoo hare gescliiktheid voor den rijstboinv, alsmedo ccne iio^-
nict solicel uit4cwischto volksovcrlcrcring inakcn dit zeor waarsc.Kijiilijk,
149
zocht en kan stellig verzekeren, dalbehalve vulkanische asch, die
met water vermengd in modder was overgegaan en voornamelijk
uit kleiaarde met kiezelaarde en een weinig ijzer-oxijde bestaat,
slechts zand, steengruis en trachiet- of dolerietachtige rotsklompen
uitgeworpen werden en dat geene andere uitgeworpene Stoffen
in noemenswaardige hoeveelheden voorkomen. De dampen
moeten bijna uitsluitend water dampen geweest zijn' en zijn
waarschijnlijk tegelijk met zwavelig-zuur gaz uit den krater
gestegen. Wamieer op enkele plaatsen van het uitwerpingsterrein
Spören van zwavel en zwavelkies mogten gevonden worden,
ZOO zal dit niet kunnen bevreemden; maar steUig zijn zij aan de
overige bestanddeelen zeer ondergeschikt, daar het mij niet
gelukte, buiten den krater zelven, het minste spoor daarvan aan
te treffen. >)
Slechts weinigen der steenbrokken zijn geheel of gedeeltelijk
poreus en verskkt of onvolkomen tot lava versmolten, en meer
dan 9/io derzelven bestaat uit die niet poreuse, vaste vulkanische
steensoort, waaruit, in oneindige zonder grenshnie in elkander
overgaande varieteiten, zoovele bergen, bergketens en kegelbergen
met of zonder krater op Java zamengesteld zijn.
Deze duizende steenbergen, uit myriaden van afzonderlijke
stukken (vulkanisch bergpuin) bestaande, doen zieh dus voor
als de stof waaruit de verbrokkelde bergwand zamengesteld
was, Wiens plaats tegenwoordig ingenomen is door de groote
kraterspieet, die wijdgapende. en als 't wäre dreigend op het
uitgestrekte tooneel der verwoesting nederziet.
Aan den voet der zuidelijke geborgten van Soekapoera stroomt,
omstreeks 8'/2 paal (regtlijnig) van den krater des Galoenggoeng
verwijderd, bijna van het 0. naar het W^. de Tjitjantell, tot wier
bedding de met heuvels bedekte vlakte gelijkmatig afhelt met
eene glooijing, die naauwelijks 2 enin dehoogste streken nog geen
4 graden bedragen kan. Tot hier stroomden de uitbarstingsstoffen,
beken en rivieren opstuwende en zieh waarschijnlijk aan den
') Eeiiige flesschoii gevuld met den moddor van 1S22, alsmedc met aardc van het
oiide torrein en een doz'ijn rotsstiikken van verscliülende bergen afgeslagen, heb ¡k
ter iiaderc onderzoeking der bestanddeelen naar Europa gezonden.
n
I -i