
Mm
Welk een zeklzaam schouwspel voor mij op Java, voor mij, die dil
ZOO gelaten volk nog nimmer door liartstogt vervoerd had gezien! —
Zij sprongen, zij dansten en omarmden elkander. — Maar ook
ik nam deel in hunne blijdschap, want hadden wij nog ¿enen dag
op die wijze doorgebragt, dan waren wij van vermoeijenis in
de wildernis omgekomen.
Nu gingen wij snel voorwaarts, want wij hadden den weg
bereikt, dien ik van den kraterrand had waargenomen en welke
mij in deze schrikkelijke wildernis had gelokt. Wij volgden
denzelven in eene westehjke rigting, van tijd tot tijd door
streken met Alang begroeid en door stukjes bosch körnende,
die zieh zoo ver benedenwaarts uitstrekten — en vöör het ondergaan
der zon bereikten wij het dorp Gondosoeli.
Toen de Javanen in het woud de hakmessen wegwierpen en
uit verlwijfeling ter aarde nederzonken, had ik hen een vrolijken
maaltijd beloofd, zoodra wij in eene bewoonde Streek zouden
aangekomen zijn. Ik liet derhalve eenige dansmeisjes (Ronggeng)
komcn en, nadat ik mij naar de woning van het dorpshoofd
had begeven, Steide ik de gansche markt (waroeng) ter hunner
beschikking. Deze bestond uit eenige groote korven vol gekookte
rijst, spaansche peper (samfclel), eenige gezouten eendeneijeren,
gedroogd buffelvleesch (dendeng), eenig suikergebak (koew(>
koewe) en eenige honderden van rijstkoeken. AI deze lekkernijen
aten mijne 10 hongerige Javanen tot den laatsten beet op;
zij gaven mij nu vol vreugde de verzekering, dat zij mij van
Stenden aan tot naar het einde der aarde wilden volgen!
De woning, waarin ik thans mijn verblijf had genomen, bestond
gedeeltelijk uit bamboes en gedeeltelijk uit hout, kreeg,
ZOO als gewoonlijk het geval is, haar eenig licht door de deur
en vorm de eene eenvoudige, door een tusschenvloer in tweeen
afgedeelde ruimte. De regterhelft was een weinig hooger van
bodem, door eene soort van stellaadje uit bamboesriet vervaardigd
(bale-bale), waarop groote matten (uit Pandanusbladeren
gevlochten) uitgespreid lagen. Dit was de slaapplaats van het
gezin; de hnkerhelft diende tot stalling, alwaar, slechts door
een paar horizontaal gerigte balken van den vloer gescheiden,
461
paarden en geiten zieh in eene vertrouwelijke nabijheid ophielden.
Hoenders hadden overal vrijen toegang. In het midden van den
vloer flikkerde een vuur, waaromheen de bewoners van het huis
uren lang nedergehurkt zaten. Het dorp GondosoeU bestaat slechts
uit eenige weinige, maar groote en regelmatig in lange rijen
geplaatste bamboeshutten, is door bebouwde velden omringd,
waarop, gelijk overal aan de westehjke hellingen van den tusschenrug,
uijen geteeld worden (Bawang en Brambang). Geene
enkele plant wordt hier aangetroffen, welke aan de keerkringslanden
herinnert, — geen rijst, geen ioaa'is, geene palmen, geen
Pisang, geen enkele vruchtboom van eenige andere soort. De
dorpen, slechts door kruidachtige Gnaphalium's, Alang, Artemisia
indica en een paar Ricinus- (Djarak) boompjes omgroeid, hebben
een dor aanzien, en komen eenigzins overeen met kleine Europesche
dorpen, welke in het gebergte gelegen zijn. Behalve hoenders
bezitten de bewoners van dit dorp geene andere huisdieren
dan paarden en geiten; van de laatsten bezigen zij slechts den
mest ter vruchtbaarmaking hunner uijenvelden. Alleen op hooge
feestdagen wordt een enkele maal een beest geslagt. Het gebruik
van melk is hun onbekend. Hun bestaan hangt ten eenenmale
af van de teelt van uijen, welke zij in de lager gelegen
dorpen verkoopen, van waar zij, ten gebruike der Europeers,
naar de markt te Solo Avorden gezonden. Voor dit produkt
ruilen zij in : rijst, katoen, olie en andere benoodigdheden. De
uijen worden in bedden geplant, welke dwars, derhalve in den
vorm eener halve maan, om de helling des bergs toopen; zij
hebben eene breedte van 1 ä 2 voet, zijn van boven rond
(bol) aangelegd, met diepe voren tusschen dezelven, welke naar
willekeur onder water kunnen gezet worden. Hierdoor is het,
dat deze bedden, in de verte gezien, op terrassen gelijken,die
met rijst zijn beplant.
Het dorp ligt 4,926' boven de oppervlakte der zee. Het dorpshoofd
verhaalde mij, dat de Keizer van Solo, tijdens hij nog
in krijg was met de Nederlanders, zwavel uit den krater had
doen halcn, ten einde ter bereiding van buskruid gebezigd tc
worden. Het päd, hetwelk tot dat cindo in der üjd was ge-
• SI!