
l 18
1 ' !i • '43
; 1
iir
'»t
422
bodeni der beddiagcn bcslaat. In de bcddiag der kali van Madioen,
die verscheidene voeten hooger ligt dan heb bed der kali
Solo, onlspringt, op eenen geringen afstand boven liet punt,
waar zij zieh in de kali Solo werpt, eene koude zoutbron,
welke men slechts bij een zeer lagen waterstand kan bemerken.
De hierdoor ontstaande snelle stroom was aan menig vaartnig
(praoe) noodlottig, dat, met Madioensche koffij (en andere producten)
bevraelit, de Solo invoer, ten einde dezelve naar Sedajoe
af te schepen.
Ongelooflijk snel zweiten deze beken na het vallen van regen
op; terwijl dezelven bij een lagen waterstand doorwaadbaar zijn,
worden zij alsdan in bruinachtig grijs gekleurde stroomen
herschapen, die niet slechts het 32 voet diepe kanaal geheel
vullen, maar daarenboven nog dikwijls de aangrenzende vlakte
overstroomen.
Aan den westelijken, benevens aan den noordwestelijken voet
van den Lawoe is het grootste gedeelte dezer vlakte met sawa's
bedekt; aan den noord-noordwestelijken voet echter begint op
den zwarten bodem eene hooge, heete en drooge graswildernis
van Alang-alang en Glaga, waarin slechts laag en kromgegroeid
wondgeboomte, voornamelijk uit Ploso- (Butea frondosa) en
Djati-boomen (Tectonia grandis) bestaande, in groepen. verspreid
voorkomt. Naarmate men nader aan de grenzen van
Ngavvie komt, neemt deze wildernis, waarin behalve wilde zwijnen
vooral tijgers huizen, gedurig in digtheid af en treft men
eindelijk ten noordoosten en ten oosten van den Lawoe weder
bebouwde velden aan, M'elke voornamelijk door de bemoeijingen
van den Resident Launy (in de jaren 183S—1839) de
plaats der gras- en Ploso-wildernissen hebben ingenomen.
De tertiaire, läge, doch zieh ver nitstrekkende henvelrijen,—
grootendeels met wildernissen en vooral met Djati-bosschen
bedekt, — tusschen welken de kali Solo hären löop voortzet
en die waarschijnlijk de bovenste lagen uitmaakten, waardoor
de Vulkanen Lawoe en Wilis doorbraken, leveren een blaanwachtig
grijzen steen op. Deze steensoort, welke men voornamelijk
in de nabijheid van Toeban, Garesik en Sedajoe uitgraaft, is
mii
423
zeer week en kau gemakkelijk gesneden worden, wanneer
dezelve uit den grond komt,^ maar wordfc hard en neemt
tevens eene meer donkere kleur aan, indien zij aan de luchl
is blootgesteld; uit dien hoofde plagt men dezelve tot graisteenen,
voornamelijk der Javasche vorsten te bezigen; haar
inlandsche naam is Batoe kembang (tjendono) en bestaat uit
een molassoortigen, zeer kleiachtigen, fijnen zandsteen.
De menigvuldige holen der kalksteenbanken van dit gebergte
zijn zeer opmerkenswaardig, uithoofde der bereiding van Salpeter;
reeds vöör de aankomst der Europeers op Java bezaten de bewoners
van dit eiland de kennis om de Salpeter uit de aarde, welke
den bodem dezer holen bedekt, te bereiden. AI deze holen
worden door vledermuizen bewoond, 1) wier uitwerpselen zicli
vermengen met de op den bodem dezer holen gevondene aarde,
welke gedeeltelijk uit alluviaal-grond, gedeeltelijk uit vergane
rotsen bestaat. Zoo nestelen talrijke zwermen vledermuizen in
de meeste tempelruinen van Jogjakerta en van Kadoe, en
de mest van dit gedierte ligt in zulk eene hoeveelheid op den
bodem van vele dezer tempels, dat dezelve daardoor papachtig
is geworden en in een modderpoel, ter diepte van verscheidene
voeten is herschapen.
Van Solo loopt, in eene oostelijke rigting, doch met eene
bogt om den noordelijken voet van den Lawoe, de reeds boven
vermelde postweg naar Madioen; deze weg wordt echter zoo
siecht onderhouden, dat dezelve in sommige gedeelten, ten
noorden van den Lawoe, bijna geheel en iil met Alanggras is
begroeid.
Wordt deze weg gevolgd, dan bereikt men, eenige palen
oostwaarts van Solo, de beek van gelijken naam, alwaar men
. ') Nycticejus Temminckii Müller, benevens vele Rhiiiolophus- en Vespertiliosoorten;
somtijds.komen verscheidene soorten derzelven in hetzelfde hol voor.
Van hier af volgt het reisverhaal en de topographische beschrijving van den
Lawoe tot een geheel te zamengesraolten, gelijk ik hetzelve, in 1838, bij en op het
gebergte zelf ter neder schreef. Dit om te werken, of er een uittreksel uit te leveren
zou ongetwijfeld al het wetenswaardige in een meer beknopten vorm kunnenleveren,
maar dit zou aan de andere zijde zoowel nadeel doen aan de frischheid van het beoW
als aan de naauwkeurigheid der topographie.
3 l I 1
It .
liW?:?-: