
ü i t t M i i H H ^ am
M
m
• I
i' •
92
Dit was slechts ccnv kleine uitbarsting. Ook ocfenden dcze
330 millioen centenaars zand, in de lucht verspreid, hoegenaamd
geenen invloed op den barometer uit, wiens stand ik alle half
urcn waarnam, en die geen zigtbaar verschil met de andere dagen
aanwees.
Welke eene verwoesting zouden 330 millioen centenaars zand
kunnen aanrigten, wanneer zij, in plaats van zoo oneindig fijn
verdeeld te zijn en door den wederetand der lucht in hunnen
val gestuit, zachtjes neder te vallen, tot ééne enkele massa te
zamen gepakt werden en iiit eene hoogte van 22000 voet, even
als een kleine planeet die tegen de aarde stoot, neder stortten? —
Hoc groot ons ook deze massa op zieh zelve beschouwd möge
toeschijnen, zoo is zij toch zeer klein bij nog grootere uitbarstingen
vergeleken, Wanneer wij stellen, dat de asch nergens
digter opeengepakt was, dan onmiddelijk na den val, zoo als
te Kapoegeran waar de over de oppervlakte van éénen Vierkanten
voet verspreide en eene lijn dikke laag 546 greinen woog,"
dan zouden die 330 millioen centenaars (en 88 pond enz.) te
zamen ongeveer eene ruimte van 2644 millioen kubieke voeten
of naauwkeuriger 2,643,742,381 kubieke voeten hebben kunnen
beslaan en zouden dus, op eenen hoop vereenigd, eenen berg
hebben kunnen vormen, zoo groot of nog iets grooter dan de
G. Tidar bij Magelan. Om evenwel eenen kegel, zoo groot als
de G. Goentoer zelf te vormen (van omstreeks 25000 millioen
kub. voeten inhoud), zou de krater nog Qi/a maal meer stof hebben
moeten uitwerpen.
Op IJsland weixl in het jaar 1783 in der daad zulk eene
groote hoeveelheid lava uitgeworpen, dat er ten minste 700 bergen,
elk ZOO groot als de Goentoer, daarvan zouden hebben kunnen
gevormd worden, want deze lava bedekte 60 • mijlen land
600 voet hoog; — haar kubieke inhoud overtraf die van den
Montblanc zes maal en werd berekend op 18,714,240 millioen
kub. voeten.
In het jaar 1794 werd (volgens Hamilton) de asch van den
Vosuvius 250 Ital. mijlen ver, (namelijk tot Tárente) voortgedrevcn
en de rookzuil was meer dan eene Engeische mijl hoog.
93
In het jaar 1822 (volgens Monticelli) hoopte zieh de asch op
sommige plaatsen tot 6 voet hoog op. Nog ontzettender was de
menigte asch, die in de bekende ui tbarsting van het jaar 79 voor
Christus uitgeworpen werd en de Steden Herculanum, Pompeji
en Stabiae bedekte. Overigens vindt men ook in den Indischen
Archipel voorbeelden van zulke, alle denkbeeld te boven gaande,
hoeveelheden van vulkanische uitwerpselen. De asch, door den
Galoeng-goeng in het jaar 1822 uitgeworpen, vormde vermengd
met het water van een meer, dat vroeger in den krater lag, en
met de overvloedige stortregens der vulkanische donderbuijen,
zulk eene groote hoeveelheid modder, dat mijlen ver het aangrenzende
land er mede bedekt werd, hooger dan de asch die
eens de stad Herculanum deed verdwijnen, namelijk zoo hoog
dat slechts de toppen van enkele kokospalmen er boven uitstaken.
De berg Tomboro op Soembawa wierp in April 1815 zöö
veel asch uit, dat zelfs de westelijke deelen van het eiland Lombok
twee voet hoog er mede bedekt waren en 44,000 menschen,
alleen op dit eiland, daardoor omkwarnen, i)
De bevolking van Soembawa zelf, op 12000 menschen geschat,
werd bijna geheel vernietigd en op Java, 420 geogr.
minuten van den vulkaan verwijderd, was door de nedervallende
asch de zon verduisterd. Dit had namelijk plaats te
Solo en Djocjokarta, zijnde de eerstgemelde plaats omtrent
Zeven lengtegraden van den Tomboro verwijderd. Te Banjoewangie,
5^12 graad of ~210 geogr. minuten van den vulkaan
verwijderd, lag de asch nog acht duim hoog. Daar al de
gemeide plaatsen, waar de aschregen waargenomen werd, ten
Westen van den vulkaan liggen en in de maand April (waarin
de uitbarsting plaats had) gewoonlijk nog geen vaste oostewind
waait, maar in den regel de westewind de heerschende is, zoo
kunnen wij aannemen dat zieh de vulkanische stof naar het
oosten veel verder, mogelijk tweemaal zoo ver, tot over Nieuw
Guinea heen en zuid-oostwaarts tot ver in de binnenlanden van
') V. d. Brook, in de Oostcrliiig, I. 1834, Nr. 2. Pag. 138.
' ) Zic Vorli. van het Bat.-Genootscliap. Vol. VI I I , png. 343, cn V.
' I i
J I I '