
M
17()
de luva hier ophoudt poreus te zijn, maar omdat de vroeger
sterk glooijende grond hier vlak wordt en in eene horizontale
rigting voortloopt, — ziet men in deze Streek tusschen de 1 en
2000' het water op tallooze plaatsen zieh met geweld eenen weg
banen en rijke, kristalheldere en uiterst koele brennen vormen,
die ZOO onstuimig uit de spleten en hoUigheden der lava opwellen
dat men ze te regt springbronnen kan noemen. De inboorlingen
graven ze gewoonhjk vierkant uit en maken er badplaatsen
van of vijvers, waarin het water hoog opwelt. Eene dergelijke
bron leerden wij reeds te Mantiradja (Koningsbad) aandennoordvoet
des bergs kennen; eene tweede ligt in het dorp Seraijoe
niet ver van den Passangrahan, eene derde in het dorp Pandjassan,
een kwartier nur gaans znidwaarts van Adjibarang, en
nog anderen komen eiders voor. Dit water wemelt gewoonlijk
van overgeplante goudvisschen of ikan Goramie, ook is het verwonderlijk
koel en helder; want daar het spoedig van aanmerkelijke
hoogten längs onderaardsche wegen afdaalt, zoo is zijne
temperatuur meestal een paar graden lager dan de gemiddelde
luchtwarmte der plaats; en wanneer des middags de lucht hare
grootste wärmte bereikt heeft (b. v. 86° te Mantiradja) dan
kan het onderscheid tot 8 ä 10° Fahr, stijgen. i)
Uit gelijksoortige lava bestaan ook de heuvels en heiivelstrooken,
die de bergvlakte van Priatin op de 0. of liever 0.
ten N. zijde des bergs op eene hoogte van 4000' omgeven,
b. V. G. Klir, Sawara, Djingkol goa. In den laatstgenoemden
heuvel, 1/4 paal van Priatin gelegen, vindt men ter regterzijde
van den weg naar Seraijoe een klein hol «Pondok goa» aandenvoet
van eenen loodregten rotswand, alleen merkwaardig om de fraaije
poreuse, gekroeste lava die zieh hier geheel bloot vertoont. De
grond van dit hol bestaat uit naar binnen gespoeldc woud-aarde
en het verwulfsel wemelt van vledermuizen.
De bron To Seriiijoe (in het dorp Seraijoe) is eene geheele beelc, die in eens lut
den grond dringt en eene vaste temperatuur heeft van 71,45° Fahr. — Deze temperatuur
had zij onder anderen ook den llden Junij 1847 des namiddags ten twee ure,
terw'ijl de wärmte der luclit in de sehaduw 81,5ü° Fahr, en die van den grond twee
voei onder de oppervlaltte en ver van de bron 76,40" Fahr, bedroeg.
177
Nog vindt men te midden der wouden op den 0. voet des
Slamat een klein meer, «Djingkol Priatin.»
4° Lavastroom aan den waterval joeroek Panissian van de
kali lüawing. — Ook naar het 0. ten Z. of 0. Z. 0. digt en
in eene dwarsche rigting voorbij den Z. voet der 0. keten zijn
massa's lava tot ver in het gebied der tertiaire formatiegestroomd.
Bovengenoemde beek vormt over een terras van deze lava, niet
ver van den Z. voet der keten en N. waarts van het dorp
Bobotsarie eenen waterval, die den geoloog de sehoonste rotsontblootingen
aanbiedt. Boven den waterval vloeit de beek
0. N. 0. waarts, en beneden denzelven eerst 0. en naderhand
Z. waarts. Men ziet hier dezelfde ligtgraauwe, homogene, harde
lava als op den weg naar Priatin; zij vormt aanvankelijk
tusschen de IS voet hooge zij wanden eene glad gespoelde
bedding met eene soort van kanaal of goot in het midden, dan
verändert zij op eens in eenen 40 voet hoogen wand, over welken
de beek, na het kanaal, waarin zij loopt, al dieper en dieper
te hebben üitgegraven, als een waterval naar beneden stört. Hier
door wordt de kloof op eens 40' dieper en de zijwanden die
het half cirkelvormig bekken omgeven, en dan verder 0.
waarts loopen, zijn nu 55 voet hoog, terwijl de diameter
van het bekken 150' bedragen kan. De onderste helft van
den wand is hol uitgespoeld. Zoo als bij alle watervallen
op Java, die als eenvoudige cascade zieh over eenen loodi-egten
wand in eene met water gevulde kom neder störten, springt hij
met eene 10' diepe bogt naar binnen, zoodat men zeer gemakkelijk
achter en onder den waterval door kan gaan. Hier
kan men ten duidelijkste opmerken, hoe het onderste ennaar
binnen springende gedeelte van den wand uit eene ligter weg
te spoelen bedchng groote en kleine vullianische rolsteenen
bestaat, en hoe de lava eene laag vormt die siechts 20' dik
is, op de rolsteenen rust en eenige eilen vooruitspringt. Beneden
is de lava digt of minder poreus, maar boven vol galeu
en groote luchtbellen. Zij heeft eene prismatische afscheidiiig
met vooruitspringende ribben, die gewoonlijk 4, sorns 6
lioekig en scherpkantig zijn. In het bekken zelf ziet men
ii| i
\ 1