
;r
196
wij van den regter tot den linker oever, door de eveneens drooge
beek k. Baijah, in wier 25'diepe bedding dezelfde te zamenhangende,
graauwe, poreuse, ribvoraiig-uitgespoelde lava bloot lag.
Hier moesten wij onze paarden achterlaten, trokken verder
te voet en vonden reeds ten 9 ure rhinocerospaden, die ons
het bestijgen veel gemakkelijker maakten. Wij vonden menigvuldige
sporen (mest zoovs^el als voetstappen) van deze dieren,
die in het javaansch War a, in het Sundaneeseh en Maleisch
Badak genoemd worden en die men oosiwaarts van hier niet
meer op Java aantreft. Het schijnt dus dat dit de laatste berg
is, dien zij kunnen bewonen en dat zij er zieh hier nog eens
regt te goed doen. Lagen van steengruis en kleine puimsteenachtige
slakken, licht van kleur én 1/2 duimin doorsnede hebbende,
waren hier l^k' hoog met boschaarde (humus) bedekt. Thibaudia's
vertoonden zieh en Cyathea's 0. a. C. lanuginosa, wier
stammen eene hoogte van 45' bereikten. Podocarpus cupressifoha
en Astronia spectabilis waren niet zeldzaam.
Ten 10 ure zag men al meer en meer burgers van Java's
alpenflora verschijnen: Plantago, Valeriana, Ranunculus, Balsamina,
Viola, Hypericum-soorten, hier en daar vermengd met
Polygonum, Rubus-soorten en een Equisetum, en overschaduwd
van boomen, waaronder de Thibaudia vulgaris benevens eene läge
eiksoort het talrijkst waren. Ook zag men Sanicula en Swertia
javanica. Nu trokken wij door eene drooge, 15' diepe kloof,
kali Ridjosso, van den regter naar den linker oever. Een mollig,
2 tot o' lang, Festuca-achtig gras nam al meer en meer de
overhand, naarmate Avij hooger Stegen, en groepen van Thibaudia's
Stenden dikwijls als eilanden te midden dezer glooijende
grasvelden; Acacia montana, Gaultheria repens lieten zieh zien
en Hypericum javanicum vertoonde zieh in zijne voile pracht.
Daarop kwamen wij door de heerlijkste, prachtigste boschaadjen
van javaansche alpenboompjes, die ik nergens zoo schoon
heb gezien. Het zal op eene hoogte van ongeveer 7000 à
8000' geweest zijn, in eene streek waar de oppervlakte der
niet zeer steil afhellende ruggen tamelijk breed en effen was,
Behalve met gras, was hier de grond bedekt met allerhande
197
geurige bloemen, en op den zoodanig begroeiden bodem verhieven
zieh verschillende Thibaudia-boompjes, benevens vele
struiken van Lonicera, Hypericum en Viburnum javanicum.
"Wat onze aandacht vooral trok, waren verscheidene Laurinete
en Styraceae, met name Symplocos xanthophylla «) wier schitterende,
geelachtig groene bladerkroonen op 5 tot 10' hooge
stammen op het schilderachtigst gegroepeerd waren en allerliefste
boschjes vormden.
De hooge welriekende grasgrond,' waarop zij stonden, de
veelkleurige bloemen der andere boomen en struiken, waarmede
zij vermengd voorkwamen, het gegons der insekten, die door
het gebladerde zweefden, de zacht glooijende helhng, waarop
zij zieh steeds regtstandig hemelwaarts verhieven, de stille
zuivere lucht, de lagchende zomieschijn, die al deze pracht
der plantenwereld opluisterde, — dit vormde een dier tooverachtige
tafereelen, die men ongaarne verlaat, die men zieh
met wellust herinnert. Hier vond ik ook het eerst het fraaije
boompje Myrsine Korthalsii 2) met kleine, mirtenachtige blaadjes,
veelvouchg vertakt met knobbehge, terminale takjes, die
over en over met bloesem bedekt waren. Behalve hier heb ik '
het nergens op Java aangetroffen.
Thans begon het gras meer en meer de overhand te krijgen;
het bedekte eenen vruchtbaren, zwartgraauwen grond, die uit
plantaardige overblijfsels en vergane vulkanische asch bestond.
Daar waar het lange gras door rhinocerossen of onze vooruitgaande
Javanen was platgetreden, vormde het eenen zoo di-oogen
en gladden grond, dat wij niet zonder moeite ons staande konden
houden en opwaarts gaan, maar honderdmalen uitgleden
en vielen. De helhng van den kegelberg, die naar den voet
toe meer gelijkmatig is, is hier veel oneffener, de bergribben
') n. sp. beschi-evendoordeVriese (pi. novae et minus cognito; Ind. Bat. or. 1. 1845.)
Myrsine Korthalsii n. sp. foliis oblongo-lanceolatis obtusis coriaceis mai-gine
Mvolutis glabris (non punctatis) basi angustatis petiolatis, bracteis oyato-rotundatis
integris glabris imbricatis ante anthesin globosis, floribus pedicellatis, dentibus calycmis
5 acutis, lobis corollae 5 lanceolatis revolutis calycem 2—3 pio superantibus,
antlieris 5 sé.ssilibiis.
'i. i,
!; •
!
ii !
': i
I e
•is f
'ii! il
-t^l