
p
f II
- * a
., " „ 't »
• pt
" ' I
' 4
'' : P
t fi
Iii
1
252
bezilleii, en welke zelfs in de onmiddellijke nabijbcid der dorpeii
bij dinzendcn worden aangetroffen, dan kan de tegenwoordige
bevolking wel niet langer dan een yijfligtal jaren alhier ge-
A-esligd zijn. Wij verkrijgen derhalve, van 1400 tot op (heden)
1840, een tijdsverloop van 400 jaren, gedurende lietwelk deze
wonden hunne kruinen verliieven.
Gedurende dien tijd bleef de herinnering aan Di-eng in het
diepland slechts als een onzeker verhaal onder de bevolking,
die nu de mahomedaansclie godsdienst aankleefde, bestaan; Avaarschijnlijk
droegen bijgeloof en vooroordeelen van verschillenden
aard liet hunne bij, om de Javanen te verwijderen van Di-eng,
den enden, thans in sombere wonden verholen zetel der Hindocs,
waar slechts duivels en booze geesten huisden. Noch heden
wordt door het volk daaraan geloof gehecht; ZOG is de telaga
Troes eene heilige plaats, waar een geest woont en in den tempel
Werkoedoro verneemt men nog elken avond eene wonderbare
stem. Nadit tijdperk nani, door de aankomst der Europeers op
Java, de bebouwing hand Over hand toe. In de hooggelegen bosschen
werden koffijtuinen aangelegd,' de bevolking naderde
Di-eng opnieuw, werd bekend met de heerlijke dreven die het
bevat, vooroordeelen sleten langzamerhand af, en op die wijze
ontstond de tegenwoordige mahomedaansche bevolking, welke
door het vermeerderen van derzelver dorpen en door den aanbouw
van tabak de omringende wouden meer en meer met
vernietiging bedreigt. -
Maar hoelang zal deze devol^ng'blijven bestaan? Zouer niet
eenmaal weder een tijd genaken, Avaarop ook deze verdwijnt, en
waarop het geborgte tot deszelfs vrijen, natuurlijken toestand
wederkeert? Wie kan zeggen, hoe menigwerf eene dergelijke
verandering niet reeds is geschied. Zou aan die eeuwen beugende
bosschen hunne vorige schoonheid niet te eeniger tijd worden
hergeven? Wanneer dan alles heinde en verre, over berg en dal,
onder het bladerendak der wouden verborgen ligt, wanneer na
verloop van duizenden van jaren het laatste overblijfsel der
tempelsteenen zal verweerd en deze oorkonden tot niet zullen
vergaan zijn, en wanneer, in geheimzinnig duister, slechts ne-
253
Velen als geesten der voorwereld door de wouden zweven, dan zullen
eenden al dartelendin het water dermeren plassen, en rhinocerossen
enbanLings in diewoadcnterugkeeren, onbevreesd zullen
valken ovei' de voor lang uitgebluschte kraterkolken klapwieken
en slechts wilde katten zullen huizen in de met mos bedekte wouden,
waarin de bijlslag der menschen nimmer meer terug kaatst!
Dat de tegenwoordige bevolking geheel en al verschillend is van
devroegere, dat een lang tijdperk tusschen beide ligt, schijnt
ook hieruit te blijken, doordien de meeste tempels, welke in
het Di-eng gebergte worden aangetroffen, geene namen di^agen,
behalve die, welke uit de indische godenleer zijn ontleend en
aan de beide tempels Ardjoeno en Werkoedoro zijn geschonken.
Er rijst hier eene vraag: was het plateau , tijdens den bouw
der tempels, reeds even moerassig als thans ?
Eene naauwkeurige beschouwing van het terreiii geeft ons op
dit punt eenige verklaring ter hand. De grond rondom de 5 tempels
Ardjoeno, ongeveer in het midden van het plateau gelegen,
is van een veenachlig-zompigen aard en kan slechts door daarop
gelegde planken begaan worden. Ook is het binnenste van
twee dezer tempels, hetwelk beneden de oppervlakte van het
plateau ligt (clewijl men steenen daaruit gegravenheeft),steeds
met water overdekt. Geene beantwoording dezer vraag levei't
ons de bouwtrant der tempels, of zij, namelijk, opeenenreeds
moerassigen grond zijn gebouwd, dan wel of de bodem zulks
eerst later is geworden. Want mögen deze tempels op hooge
fondamenten rüsten, derzelver bouworde verschilt echter in geen
enkel opzigt van die der op een droogen grond, op heuvels
gebouwde tempels, wier fondamenten even zoo hoog zijn. Een
duidelijker antwoord geeft ons ten dezen opzigte de loop der
Uli Toehs, en de ligging des kraters aan de telaga Troes. Hoog
m de wouden van den g. Prahoe ontspringt de kali Toelis;
met snellen loop stört zij zieh door haar steil bencdenwaarts
loopend bcd, om, eensklaps in hare snelle vaart gestuit, al
kabbelend door de vlakte van Di-eng te vloeijen. In hären slingerenden
loop deelt zij die vlakte ongeveei' in twee gelijke
deelcn, doorstroomt het kleine daarin gelegen meer Palikampang,
i
f !
j I
I: • 1
J- '
1 t
I'