
1
bedrijvighcid op de riviercn cn de produclen dezer residentie,
als: suiker, koffij, rijsl, indigo, Djati-balken worden per scliip
nanr Soerabaja gevoerd.
Wij lieten ons aan een veer over de kali Madioen zelten en
reden Icr zijde van de kali door eene vlakte, welke met rijstveldenbedekt
was, en, te oordeelen naar het jeugdige voorkomen
der Kokos-palmen en de knoestige stammen der Ploso-boomen,
die hier cn daar verstrooid waren blijven staan, nog voor körte
jaren eene wildernis moet geweest zijn.
De bodem is even als die, welke noordwaarts van den Lawoe
wordt aangetroffen, zwart, z w a a r v a n gewigt en na aanhoudende
droogte vol barsten en scheuren. Nog eens moet men de kali
Madioen, welker bed aldaar met zand is gevuld, overtrekken;
nu (op een afstand van 17 palen ten zuiden van Ngawi) wendt
zieh de postweg meer oostwaarts heen en leidt hij naar. het
dorp Madioen, in welks nabijheid zieh, behalve een klein blokhuis,
nog de gebouwen van den Resident verheffen. (Hoogte
boven de oppervlakte der zee = 270'.)
Madioen hgt bijna in het midden der wijd uitgestrekte vlakte,
die tussehen de geborgten Lawoe en Wilis overblijft en op
omtrent gelijken afstand van beiden. Op de kaart van Raffles
is hare hgging zeer onjuist aangeteekend. De Lawoe ligt juist
in het Westen. De Wiüs is niet zoo hoog als de vorige, maar
daarentegen een meer in de breedte gevormde berg, die uit verscheidene
bergruggen van zeer ongelijke hoogte en ongelijken
vormbestaat. De achterste (oostelijkst gelegen) afgeknotte top van
dit gebergte, Gadjah mocngkoer geheeten, hgt in het oosten
55° ten zuiden; de middelste (de Wilis) is een zieh dwars uitstrckkende,
gekerfde kam, waarvan het midden in het oosten
40° ten zuiden wordt waargenomcn; — de derde en de naast
bij gelegene top (de goenoeng Ngebel) is het laagstc gedecltc
van het gansche gebergte. Alle afzonderlijkc toppen en nokken
zijn door middel van tusschenruggen aan elkander verbonden;
tot aan hunne kruinen met somberc wouden bedekt, is hun
voct met Djati-bosschen omsingeld, welke zulk eene blecke, vuilbriiine
kleur hebben, dat men in de verte zou verondersteilen
"¡Mil ¿m
475
dorre, van allen plautengroci beroofde streken te aansehouwen.
Het bleeke grijs der Djati-wouden wordt voortgebragt door de
bloempluimen, welke het bladerengewelf der Tectonia bedekken.
Den nog lageren, geheel op zieh zelven staanden berg, den
goenoeng Pandan, wordt men van Madioen in het oosten 35°
ten noorden gewaar. Van zijnen stompen, kegelvormigen top
loopt eon lange bergrug benedenwaarts. Zeer eenzaam ligt het
woonhnis van den Resident in deze wijd uitgestrekte vlakte,
bijna aan alle zijden door rijstvelden omringd. In het oosten en
in het zuidoosten ontwaart men de bleeke Djati-wouden, welke
aan die zijde de rijstvelden begrenzen en heinde en verre de
hellingen van den Wilis omringen. Men zou zieh verplaatst
kunnen wanen op eene pachthoeve, in eene Eui'opesche heide
gelegen. Sleehts nog drie of vier Europeers bewonen deze plaats.
Alles schijnt dood en verlaten toe. Naauwelijks hoort men eenig
ander geruisch dan dat van den zuidewind, die zieh des voormiddags
ten 10 ure verheft en glen ganschen middag en namiddag
tot laat in den avond met gelijke kracht door de boomen en
de gebouwen ruischt.
GOENOENG WILIS.
Op den 17'!^° Junij begaven wij ons 18 engl, mijlen ver zuidwaarts
heen naar Ponorogo. De weg, dien wij volgden, voerde
ons nu eens door bebouwde vlakten, waarop rijst, indigo en suiker
werden geteeld, of door streken met Alang-alang bedekt,
waarin men de stompen van afgekapte Ploso-boomen gewaar
wordt; dan weder kwamen wij door een gedeelte dier Djatiwouden,
die als een breede gordel den voet van den Ngebel
omgeven, en waarin somwijlen een Ficus-boom, eene Acacia,
bamboes-Soorten en een met vuurkleurige bloemen bedekte Plosoboom
worden aangetroffen.
In het midden van een dergelijk woud, 11 mijlen zuidwaarts
van Madioen (aan den westelijken voet van den Ngebel), ongcveer
1,000 sehreden van den postweg verwijderd, vs'elt in de
nabijheid van het dorp Pradjan eene warme bron op. Ilel
m
lj
'ii