
Ilfetrfeìr»---
Lelterlijk ovcrgenomen volgt alhier een berigt, gedagLeekend:
Batavia, 13 November, 1772, door J . M. Mohr aan de Haarlemsche
Maatschappij toegezonden. i)
«Een ander droevig Voorbeeld vanlater tijden zagmen op den
1. Meij 1752, wanneer de berg Lawoe, ten Zuiden van het
Landschap K a d o e , of eigenlijk Kadoewavg, nabij het Strand
gelegen, en die voor een der grootste van dat Eiland gehenden
wierd, met een ongehoord geweld mede gesprongen en
ingestort is, waardoor vedc Menschen en Beesten gesneuveld
zijn. Omtrent een nur te voren begon hij zo sterk te woeden,
dat men zieh te Samarang, op een afstand van omtrent 30
mijlen, verbeeide, dat men uit grof en hcht Gesehnt, als ook
nit Handgeweer, geweidig hoorde Schieten, even als of twee
magtige partijen in actie waren, en sterk op elkander vuurden.
Na het ophouden van dat geluid zag men, dat zieh in het
Zuid-Oosten, boven den gemeiden berg Lawoe, een vnurige wölk
vertoonde, die zieh met haaren zwarten Dampkring van rook
en assehe meer en meer nitbreidde na het Westen, waar door
de Zon bedekt endelucht verduisterd wierd, 's namiddags ten
vier unren wierd het zoo donker, dat men niets meer zien konde,
en genoodzaakt was kaarssen te branden en pek kranssen op
de Stads wallen. Intusschen was het Aardrijk door eene stinkende
Stoffe, en meest na zwavel ruikende assche alom overdekt,
die op sommige zeer afgeleegen plaatsen noch e6n voet
hoog was; en waar van wij zelfs te B a t a v i a , op een zoo verren
afstand van ten minsten 85 ä 90 mijlen, het nitwerksel zagen,
wanneer die Stoffen, van daar overgewaaid, bij ons zijn neergevallen.
Men gelieve te weeten, dat deze opgegeeven gevallen zaaklijk
getrokken zijn nit eene Missive, door den Gouverneur en Raad
van Samarang aan de Hooge Regering te B a t a v i a , op den 10.
Meij 1752. waarop ik mij in deezen beroepe.» —
' ) Verliandelingen, nitgegeeTen door de Hollanclsche Maatscliappijo der Weotenschappen
te Haarlem. X I V deel. Te Haarlem, 1773. Berichten aan de Maatsehappije
gegeeven, p. 92-—93.
Jlen vorgelijke insgclijks de Verband, v. Ii. Batav. Genootsehap, deel I I , blz. 374.
4()9
BIJVOEGSEL TOT DEN PAPANDAIJAN.
(Zie Hoofdstuk I, bl. dd3 en verv.)
Uithoofde de eenige bekende uitbarsting van den Papandaijan
zoo beroemd is en tot zulke onj niste gevolgtrekkingen,
van de zijde van eenige geologen, aanleiding heeft gegeven,
zoo komt het mij niet ondoelmatig voor, bij deze gelegenheid, het
eerste en omstandigste berigt .in te lasschen, hetwelk nopens
deze gebeurtenis bekend is, namelijk, door den berigtgever over
den Lawoe (J. M. Mohr) op den boven aangehaalden datum
aan de Haarlemsche Maatsclaappij gezonden werd i). AI het zaaklijke
heb ik uit dit berigt, dat hier woordelijk volgt, overgenomen.
Hetgeen ter aangehaalde plaats verder verhaald wordt,
bevat geene verdere daadzaken. Het blijkt daaruit evenmin
met zekerheid of de Papandaijan, vóór de genoemde uitbarsting
bij de inboorhngen als een werkzame vulkaan (waaruit
dampen opstegen) bekend was of niet. Mohr deelt het volgende
daaromtrent mede;
nHet Bericht van cheribon behelst genoegzaam woordelijh
het volgende: Omtrent middernacht tusschen den 11.
en 12. Augustus jongstleden (1772), vertoonde zieh rondoni dien
Berg eene buitengewoon heldere wölk, die denzelven als geheel
bedekte. De bewoners, zo aan den voet als in het hangen van
den Berg, daardoor verschrikt, begaven zieh van daar op de
vlucht; doch eer zij zieh allen konden redden, begon de Berg
reeds in te störten, en zakte werkelijk op een afstand van drie
uuren in het ronde geheel in den grond, hetwelk met zulk een
ijsselijk geweld vergezeld ging, dat men zieh verbeeldde zeer
zwaare Kanon-schoten van verre te hooren. De schrikkelijke
menigte van vuurstoffen, die men van zeer verre in de lucht
zag opvliegen, en die zieh wijd en zijd verspreidde, deed de
woede van den brand wel zeven uuren in de rondte gevoelen. —
ii!Ì > I
i l
f i
I
liK' I
f
I
I
'm
') Zìa op de bovenrorniclde plaats, bladzijde 88 tot 90.