i 6 6 B e s c h r ï v i n g V A N
Afdeel aan ’C aSter^ei da.t geel is: ’t welk in ’t
LUI.' geheel twintig Pooten maakt (*) .
H o o f d -
« TÜ K .
L IV . H O O F D S T U K .
Befcbryving van ’ t Geüagt der Hout-W e s p e n ,
• • 'dus genaamd om dat zy de Eytjes in Hout leggen,
waar in het Masker derz elven groeit, leeft
en verandert.
Naam. T i n NjE üs thans deeze Wespen van de
Icbneumons afgezonderd hebbende onder
den naam van Sirex 3 zal ik ’er ook een byzon-
der Geüagt van maaken, en geeven ’er den
naam van H o u t - W e s p e n aan, die met de levensmanier
van deeze Infekten zeer overeen-
komftig is , zynde door R o e s e l reeds aan de
eerfte en voornaamfte derzelven gegeven. De
woonplaats, naamlyk, van het Masker,is ge-
woonlykin doodeBoomen o f rottig Hou t; doch
fomtyds ook in de Aarde. Hetzelve gelykt veel
naar de Houtwormen, uit welken de Boktorren
voortkomen. Het heeft alleenlyk den Kop meer
uitpuilende: maar de Pop verfchilt v e e l, en
toont duidelyk, welk een Infekc men daar uit
te verwagten hebbe.
Geftaite. De Hout - Wespen komen, in Geftalte,
naast aan de Blad - Wespen van het voorgaande
Geüagt: want haar Agterlyf maakt met het
Borstüuk als één Lighaam uit, dat overal nage
C 9 Fauu, Snee. Ed» IX. p . 395. N . 1 5 7 * .