V. meende 3 dat hy ’er meer gevonden zou heb.
LXIv!"b>en> indien h y , geduurende een geruitnen tyd,
H o o f d - meer oplettendheden, ten dien opzigte , had
stuk. gebruikt.
, , Men kan, z e g th y , gemakkelyk, in onze
gen^van*2",, Huizen, een Vlieg vangen vandeezen aart, die
dien aart. ^ zeer gemeen i s , beminnende inzonderheid
„ zulke plaatfen, waar men het Vleefch be-
, , waart, op het welke zy haar Jongen werpt,
,, Haar Sprieten beftaan uit Prismatieke Pa-
„ letten: het Borstftuk is overlangs graauw
,, geftreept, met bruin daar tuflchen, en het
, , L y f op dergelyke wyze gevlakt: de Pooten
„ zwart en de Oogen rood. Zulk een Vlieg
„ tuiTchen- de Vingeren houdende en van agte-
, , ren bekykende, zal men dikwils , (inzon.
j, derheid, wanneer dezelve op het Vleefch
„ gevangen is , en den Buik niet plat heeft,)
,, een wit Lighaampje daar uit zien voortko-
, , men, ’t welk door zyne beweegingen bly
, , ken geeft van een jonge Made te zyn , en,
, , indien men het niet ergens op vangt, op den
grond valt. Dan volgen -er meer o f min,
„ fomtyds tot dertig o f veertig zulke Maden,
„ De Jong werping ophoudende, kan men die
,, op nieuws doen voortgaan, door het Lyf
, , van de Vlieg zagtjes te drukken, en dus ge-
„ beurt het w e l, dat men ’er zeventig o f tag-
„ tig , in zeer weinig tyds , het licht doet zien.
„ Men [is wel haaft verzekerd, dat het wee-
?? zentlyk Jongen vap depze Vlieg zyn , wan-
„ neer
„ neer menze op Vleefch ze t, en haare g re -^
„ tigheid niet alleen, maar ook haar aangroei- l x iv .
„ jing en Verandering, die in weinige DagenHooFB-
,, voorvallen moet, waarneemt. Zy komen STUK*
,, daar in met de Wormen, die uit de Eytjes
„ der blaauwe Vliegen geboren worden,over-
, een: beiden verhaten zy het Vleefch en
„ kruipen inden Grond, als z y gereed zyn om
„ te veranderen” .
Twee andere Soorten van Jongwerpende
Vliegen hadt zynEd. waargenomen, die groo-
telyks naar deeze geleeken, doch verfchilden
door de gedaante van het L y f , dat minder
langwerpig was , en dikker. Zy waren ook
zo groot niet als die , doch de kleinfte nog
grooter dan de gewoone Huis vliegen, en niet
gemakkelyk van andere graauwe Eijerleggende
Vliegen te onderfcheiden.
,, In de Herffl: (zegt hy) heb ik dikwils, vliegen
„ op de Bladen der K lim -op , Jongwerpende
„ Vliegen van tweederley Soort gevonden,
„ die duidelyker Kenmerken tot onderfchei-
„ ding van de meefte anderen hebben. Die
„ van de ééne Soort derzelven zyn gemeenlyk
„ wel zo groot, ja grooter dan de gewoone
,, blaauwe Vliegen, en dikker van L y f , doch
„ verfchillen grootelyks door de figuur der
„ Sprieten;het welk rondagtige Paletten zyn,
„ niet driekantig, gelyk in de blaauwe Vlie-
„ gen. Ook is , naby het Gewricht der Wie-
,, ken , een Vlak van feuiljemort-Kleur, gelyk
1, d e ï l , xii, s t u k . , , die