A f d e e l®en0emd worc^en > dan H o rn a a r -o f Hornis-ag-
LXIX. tige , g e lyk de L a tyn fch e bynaam lu id t : want
H oofd- haar geftalte komt met die derHorniffen, dat de
STUK n . J
grootfte Soort is van W espen , zee r weinig
o v e re en ; ja is daar mede gantfch tegen flryd ig.
D e Horniffen hebben het L y f rond en d ik ; dee-
z e R o o fv lie g heeft h e tz e lv e dun en fp i t s : een
verfchillendheid die zeer in ’t oog loopt. Ho e
kon R a y d e ze lv e dan , e v e n w e l, een ze e r
groote Hörnisagtige V lie g ty te le n , en hoe kon
L i n i j ^e u s h em , h ie r in , n a v o lg en ( * ) '? Men
h ee ft oudtyds de Horniffen niet duidelyk van
de W e sp en onderfcheiden , en fommigen van
deeze laatffen gelyken meer n a a r'd eeze R o o f-
vliegen ; inzonderheid de R u p sd ood e r s, die.
Ichneumms genoemd word en , (v o lg en s fommig
e n , ) wegens de dunte o f fehraalheid van haar
L y f ( t ) - R e a u m u r , die de ze lv e in een ander
poftuur onder ’t oog brengt , waar door de
dunte van het L y f nog meer d o o r ffra a lt, ze g t
dat het een geelagtige V lie g i s , van het G e -
fla g td e r genen, . welken M o u f f e t u s hee ft
t Mouche doen g ra v e e ren , en die hy W o l fv lie g f noemt
Loup ( j ) .
D a t deeze Infekteh ook de V ie rv o e tig e D ie ren
(*) Ofti van het verlchil det Geftalte overtuigd te worden,
behoeft men flegts onze Afbeeldingen Fl . XCVII. Fig*
2. en Pl . XCVIII. Fig. 13, te vergelyken.
f t ) ■ Mouffetus, Inf. Theatr. pag. 4 s , 46.
(J.) T om . IV, p. 194 , O&avo. Pi. 3, fig« -Si
ren aandoen , waarom z y , door A l d r o v a n -
du s , tot de Koevlieg en f betrokken z y n , is
reeds gezegd. Men noemtze R o o f -V l i e g e n ,Hoofd-
om dat z y andere V lie gen vangen en die wit- ^
zu ig e n , niet a lle en, maar z e lfs de K ev er s n ie t£()ör^
verfchoonen, en de Roozebokje s , even als een
H a v ik o f Sperwer doet met het kleine G e v o g e lt
e , in de L u g t w eg vo eren. Z y zitten op den
R o o f te loeren , haaiende de vo o r fte Pooten
geduurig in de hoogte , waar mede z y zee r
vaardig z y n , en gebruiken die als Handen, om
het Aas voor den Bek om te draaijen , g e ly -
k e rw ys een Inkhoorn de Hazelnooten. W a n neer
z y geen Infekten kunnen b ek om en , z e t ten
z y z ig op de B o om en , die een Sappigen
Balt hebben, om daar V o ed z e l uit te haaien
komende daar in met de Bremfen overeen.
D e e z e R o o fv lie g k om t, als ge zegd is , uit
een W o rm pje o f Made v o o r t , dat z ig in de
Aarde onthoudt. Doordien z y maar tw e e
W iek en h e e ft , en geene N yp e r s aan den B e k ,
is z y niet alleen van de gemeene W e sp en zee r
gemakkelyk te onderfcheiden ; maar h ee ft aan
de Pooten een byzonder Kenmerk , ’ t w elk
alle de R o o fvlieg en eigen i s , z e g t F r i s c h ,
en waar aan menze z o goed kennen k an , als de
Havikken en Valken aan haare Klaauwen : dat
naamelyk de Zooien der Voeten in tweeën g e deeld
o f gefpleeten zyn . E ig en tly k h e e ft ieder
Klaauwtje onder z ig een V o e t z o o l , w e lk e haar
moog-
1. DEEL, XII. STUK, O o 5